Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0163

Zaaknummer

08-142A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt zijn advocaat ten onrechte gebruik te maken van het retentierecht en ten onrechte te dreigen met incassomaatregelen en aangifte bij de politie. De Klacht is ongegrond nu de advocaat geen gebruik maakte van zijn retentierecht en de dreiging met incassomaatregelen en aangifte onder de betreffende omstandigheden geoorloofd was;

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 26 mei 2009

in de zaak 08-142A

________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 25 oktober 2007 en 30 oktober 2007 binnengekomen klacht van

De heer

k l a g e r,

tegen

De heer

v e r w e e r d e r. 

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 mei 2008, bij de raad binnengekomen op 16 mei 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2009 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 30. Ook heeft de raad kennis genomen van de brief van 20 maart 2009 van verweerder aan de raad.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat:

a. verweerder de dossiers van klager, met name het dossier dat betrekking heeft op de zaak tegen de Gemeente R, niet wil afgeven op de opvolgend advocaat, mr. V.  terwijl hij het bedrag van de openstaande declaratie op de dekenrekening in depot heeft gestort zodat verweerder naar zijn mening zich niet op het retentierecht kan beroepen;

b. verweerder dreigt met incassomaatregelen en executoriaal derdenbeslag heeft laten leggen op het depotbedrag zodat het verweerder enkel nog gaat om rente en kosten; en

c. verweerder dreigt met het doen van aangifte bij de politie.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager is in verschillende procedures bijgestaan door verweerder. Klager heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat verweerder zijn zaken (ten dele) niet goed heeft behartigd en klager heeft een declaratie van EUR 2.789,98 onbetaald gelaten.

3.3 Bij brief van 28 januari 2003 heeft verweerder klager op de hoogte gesteld van zijn verhuizing naar Amsterdam en heeft hij de adresgegevens van zijn nieuwe kantoor kenbaar gemaakt.

3.4 Bij brief van 30 oktober 2003 heeft verweerder onder meer het volgende aan klagers bericht:

“Ondanks mijn herhaalde verzoek, mocht ik jammer genoeg geen enkele betaling meer van u ontvangen. [...J Ik zal mijn declaratie daarom voorleggen aan de Orde van Advocaten onder de mededeling aan u dat ik niet meer voor u kan maar ook niet op zal optreden.[...] Hierbij deel ik u mede dat u een andere advocaat en een andere procureur moet zoeken om op de eerder genoemde datum van 25 november as. voor u een proceshandeling te verrichten, waaronder het nemen van de memorie van grieven.”

3.5 Bij brief van 10 november 2003 heeft verweerder klager de conclusie van de Procureur Generaal bij de Hoge Raad toegezonden. Bij brief van 13 november 2003 heeft verweerder klager onder meer het volgende bericht:

“Hierbij bericht ik u dat ik geen reden zie af te wijken van het eerder gestelde dat ik niet meer voor u kan optreden. Ik heb u dat tijdig en voor het ontvangen van de conclusie van de P-G medegedeeld. Als u van mening bent dat er op het laatst door de PG bij de Hoge Raad gegeven conclusie gereageerd moet worden, dan kon ik dat helaas ook niet voor u doen.”

3.6 Bij brief van 20 juli 2004 heeft verweerder aan de opvolgende advocaat van klager, mr. V., onder meer geschreven:

“Naar aanleiding van uw daartoe strekkend verzoek, zend ik u hierbij de verlangde stukken.

Zoals u juist hebt begrepen, bestaat tegen de overname van het dossier bij mij geen bezwaar. (…)”

3.7 Mr V. heeft de zaak van verweerder vervolgens overgenomen en mr. V. heeft voor verweerder een procedure in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem gevoerd. Op 8 februari 2005 heeft het Gerechtshof Arnhem arrest gewezen.

3.8 De hiervoor sub 3.4 genoemde declaratie is begroot door de raad van toezicht, die bij beslissing van 24 mei 2005 het bedrag van de declaratie heeft gematigd tot EUR 2.252,23.

3.9 Verweerder heeft de rechtbank te Arnhem op 1 juni 2005 verzocht de declaratie nader vast te stellen. Bij beslissing van 13 september 2005 heeft de rechtbank de hoogte van de declaratie vastgesteld op EUR 2.252,23.

3.10 De beslissing van de rechtbank te Arnhem is op 7 oktober 2005 op het adres van klager betekend. Dit bedrag is door klager in depot op de derdengeldrekening van de deken te Amsterdam gestort. Verweerder heeft ten laste van klager executoriaal derdenbeslag laten leggen op de derdengeldrekening van de deken.

3.11 Bij brief van 24 oktober 2007 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven:

“(…) Bijgaand treft u aan een overzicht van een berekening van de wettelijke rente ter hoogte van € 943,- Ik verzoek u - voor zover vereist sommeer ik u hierbij daartoe - het bedrag aan wettelijke rente ter hoogte van € 943,- per omgaande doch uiterlijk binnen 5 (vijf) dagen na heden en dus voor 29 oktober 2007 op mijn rekening met nummer 50 52 47402 te hebben (doen laten) bijschrijven. Mocht niet binnen de gestelde termijn het bedrag op mijn rekening bijgeschreven zijn, dan acht ik mij vrij alle middelen rechtens toe te passen teneinde dit bedrag op u te verhalen. Uit coulance ben ik voor de allerlaatste keer thans nog bereid om de eerdere deurwaarders kosten nog niet op u te verhalen. Mocht u echter niet tijdig betalen, dan vervalt die coulance.

3.12 Bij beslissing van 4 maart 2008 heeft de Raad van Discipline van het arrondissement Amsterdam beslist over een eerder door verweerder tegen klager ingediende klacht. Bij beslissing van 5 september 2008 heeft het Hof van Discipline in hoger beroep alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

4. Beoordeling

Klachtonderdeel a

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de raad vast dat verweerder op 20 juli 2004 het dossier dat betrekking heeft op de zaak tegen de Gemeente R aan de opvolgende advocaat van klager, mr. V., heeft overgedragen. Mr. V. heeft vervolgens de zaak in hoger beroep behandeld. Klachtonderdeel a heeft op dit punt derhalve geen feitelijke grondslag.

4.2 Voor zover klachtonderdeel a tevens ziet op het overdragen van andere reeds gesloten dossiers van verweerder aan de opvolgende advocaat mr. V., overweegt de raad dat klager tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, onvoldoende concrete  feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zouden kunnen leiden.

4.3 Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b

4.4 Vooropgesteld zij dat ook in tuchtrechtelijke procedures als de onderhavige het adagium geldt dat dezelfde klacht niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd. Geen feiten zijn gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van dit ne bis in idem-beginsel. Klager beoogt met zijn klacht kennelijk opnieuw te klagen over hetzelfde feitencomplex als aan de orde gesteld in zijn eerdere klacht tegen verweerder. In dat verband geldt dat daarover reeds in hoger beroep ten nadele van klager is beslist bij beslissing van 5 september 2008 van het Hof van Discipline (06-360A). Klager wordt in dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

4.5 Voor zover klager klaagt over het feit dat verweerder dreigt met incassomaatregelen ten aanzien van een openstaand bedrag aan wettelijke rente, geldt het volgende.

4.6 Door klager is onweersproken gebleven dat de rechtbank Arnhem de hoogte van de declaratie heeft vastgesteld op EUR 2.252,23 te vermeerderen met wettelijke rente. Volgens vaste jurisprudentie is de raad niet bevoegd declaratiegeschillen, daaronder begrepen geschillen betrekking hebbende op eventueel verschuldigde wettelijke rente, te beslechten. De raad is echter van oordeel dat het verweerder vrij stond om te dreigen met incassomaatregelen ten aanzien van door klager aan hem verschuldigde wettelijke rente.

4.7 Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel c

4.8 Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd uiteengezet dat hij heeft gedreigd met het doen van aangifte tegen klager omdat klager ondanks herhaald verzoek niet ophield met het lastigvallen en bedreigen van zijn kantoor. Hij acht de klacht om die reden  ongegrond. Tegenover deze gemotiveerde stelling van verweerder, heeft klager onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zouden kunnen leiden.

4.9 Klachtonderdeel c derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. D.J.S. Voorhoeve, P.W.M. Huisman, H.C.M.J. Karskens, M.J.G.H. Verviers leden, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

-           verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

 076 – 548 4607