Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0759

Zaaknummer

08-290A

Zaaknummer

08-293A

Inhoudsindicatie

 Klagers en de deken verwijten de heer X behulpzaam te zijn geweest bij het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een executoriaal vonnis door deurwaarders en politie. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder door zijn handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen en in zijn eigen beroepsuitoefening in het bijzonder. De klacht en het dekenbezwaar zijn gegrond, als maatregel wordt opgelegd een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

   BESLISSING d.d. 17 maart 2009

in de zaak 08-290A en 08-293A

¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 17 oktober 2008 bij de raad binnengekomen klachten van:

 

k l a g e r  sub 1

k l a g e r  sub 2

alsmede naar aanleiding van het bezwaar van:

De deken van de orde van advocaten in

het arrondissement Amsterdam (08-293A)

De heer mr.

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

 

 

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 28 mei 2008 hebben klager sub 1 en klager sub 2 een klacht ingediend tegen verweerder. Bij brief van 4 september 2008 heeft de deken aan verweerder laten weten een dekenbezwaar in te dienen.

1.2 Bij brief van 15 oktober 2008, door de raad ontvangen op 17 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klachten en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klachten en het dekenbezwaar zijn behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 12 januari 2009 in aanwezigheid van partijen.

1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 17 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de bij brief van 8 januari 2009 door verweerder in het geding gebrachte stukken.

De klachten en het dekenbezwaar

2.1 De klachten houdt zakelijk weergegeven in dat door verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet is gehandeld door de heer X behulpzaam te zijn geweest bij het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een executoriaal vonnis door deurwaarders en politie.

2.2 Het dekenbezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder wordt verweten dat hij het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de advocaat in het algemeen en in zijn eigen beroepsuitoefening in het bijzonder heeft geschonden. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat hij een cliënt in de gelegenheid heeft gesteld om zich te onttrekken aan ambtshandelingen die door een gerechtsdeurwaarder en door politiefunctionarissen dienen te worden verricht, terwijl hij zich ervan bewust was, althans zich ervan bewust had behoren te zijn, wat het doel was van die ambtshandelingen en wat de wettelijke bevoegdheden van de functionarissen in kwestie in dit verband waren. Voor zover niet vast zou komen te staan dat de voorgenomen onttrekking van de persoon van de heer X en de te verrichten ambtshandelingen door verweerder welbewust werden uitgevoerd, is het op dezelfde grondslagen verweerder aan te rekenen dat hij, geconfronteerd met de aanwezigheid van de heer X in zijn auto, besloten heeft om hem te vervoeren, waarbij verweerder zich ervan bewust was of had dienen te zijn dat aldus een gerechtsdeurwaarder en politieambtenaren belemmerd werden in de uitoefening van hun wettelijke functie.

Feiten

3.1 In verband met een tenuitvoerlegging van twee executoriale titels betrekking hebbend op de achterstallige alimentatie, hebben klagers zich op 13 mei 2008 vervoegd bij de (mogelijke) verblijfplaats van de heer X. Op grond van de executoriale titel was het mogelijk om lijfsdwang uit te oefenen op de heer X.

3.2 Verweerder, die als advocaat op enig moment de belangen van de heer X. in een andere kwestie heeft behartigd en een vriendschappelijke relatie met de heer X heeft, is - nadat hij door zijn vrouw werd gebeld dat er deurwaarders en politieambtenaren bij de heer X voor de deur stonden - poolshoogte gaan nemen. Verweerder heeft zich bekend gemaakt als advocaat.

3.3 Tussen verweerder en klagers is gesproken over het binnentreden van de woning. Een van de deurwaarders heeft verweerder gezegd dat het een lastig incassodossier betrof. Vervolgens heeft verweerder de heer X gebeld en gezegd dat het een lastig incassodossier betrof. Hierop is verweerder weg gereden.

3.4 Toen verweerder was weggereden en onderweg was, heeft de heer X verweerder gebeld met het verzoek om terug te rijden om te kijken wat er precies aan de hand was. Verweerder is naar zijn huis gereden om naar de wc te gaan, heeft zijn auto omgewisseld voor een andere auto is vervolgens terug gereden naar de woning van de heer X. Aangezien klagers de woning wilden binnentreden, zou de slotenmaker komen. Verweerder heeft vervolgens de heer X gebeld die voorstelde om zijn vader te vragen de reservesleutels te komen brengen. Hierna heeft heer X verweerder gebeld met het verzoek aan verweerder om de sleutels op te halen bij de vader van de heer X. Dit heeft verweerder vervolgens besproken met klagers en klagers hebben ermee ingestemd dat verweerder de sleutels zou ophalen bij de vader van de heer X.

3.5 Vervolgens is verweerder naar zijn auto gelopen, die op het terrein naast het perceel in kwestie stond geparkeerd en niet op slot stond. Toen verweerder wilde wegrijden, is zijn auto door de politie tegengehouden. Na de aanhouding bleek dat de heer X zich op de achterbank verstopt had. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder de heer X op de achterbank heeft getroffen, de auto heeft gestart en is weggereden, waarna hij werd tegengehouden.

Beoordeling van de klacht en het bezwaar

4.1 De klachten en het bezwaar lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.

4.2 De raad stelt voorop dat er gedragingen zijn die zo zeer in strijd komen met wat in het licht van de eisen van het beroep van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht, dat zij een advocaat ook buiten de uitoefening van zijn beroep niet betamen. Privégedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedragingen voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

4.3 In het onderhavige geval is de raad van oordeel dat verweerder door zijn handelen het vertrouwen in een beroepsuitoefening van de advocaat in het algemeen en in zijn eigen beroepsuitoefening in het bijzonder heeft geschaad. Door aldus te handelen heeft verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft verweerder gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. Voorgaand oordeel is gebaseerd op het feit dat verweerder de heer X in de gelegenheid heeft gesteld om zich te onttrekken aan ambtshandelingen die door gerechtsdeurwaarders en politieambtenaren dienden te worden verricht. Dit terwijl verweerder zich ervan bewust was wat het doel was van die ambtshandelingen en wat de wettelijke bevoegdheden van de functionarissen in kwestie in dit verband waren. De raad is van oordeel dat het in dit kader niet uitmaakt of de ambtshandelingen betrekking hadden op lijfsdwang of dat het een ingewikkeld incassodossier betrof. Ook is het naar het oordeel van de raad niet van doorslaggevend belang of de voorgenomen onttrekking van de heer X welbewust is uitgevoerd of niet of dat er daadwerkelijk sprake was van samenspanning.

4.4 Verweerder heeft door zijn handelen afbreuk gedaan aan het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen en in zijn eigen beroepsuitoefening in het bijzonder. Met de deken is de raad van oordeel dat het hier om een ernstige aangelegenheid gaat waarbij het vertrouwen van derden, en in het bijzonder het vertrouwen dat politieambtenaren en gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun functie moeten kunnen stellen in een advocaat, is beschadigd Verweerder heeft derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klachten alsmede het dekenbezwaar zijn gegrond.

Maatregel:

5.1 De raad acht het handelen van verweerder zeer ernstig. Nu door het handelen van verweerder het vertrouwen in de beroepsuitoefening van de advocaat in het algemeen en in zijn eigen beroepsuitoefening in het bijzonder wordt geschaad, acht de raad een zware maatregel op zijn plaats. Bij het vaststellen van de maatregel heeft de raad meegewogen dat verweerder geen blijk heeft gegeven de ernst van zijn handelen in te zien. Op grond van het voorgaande acht de raad de maatregel van schorsing in uitoefening van de praktijk voor vier maanden passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht en het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden;

- bepaalt dat deze schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat echter niet eerder in dan na afloop van alle eventuele voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

 

 

 

 

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. B. ten Doesschate, mr. B. Roodveldt, mr. M.W. Schüller en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. I.J. de Laat als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2009.

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07