Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0676

Zaaknummer

08-312A

Inhoudsindicatie

De advocaat van een slachtoffer in een strafproces die zich als benadeelde partij voegt, heeft een grote mate van vrijheid de belangen van dat slachtoffer te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid kan slechts worden ingeperkt indien de belangen van klager in hoedanigheid van verdachte, onnodig of onredelijk -zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend- zijn geschonden.

Uitspraak

 BESLISSING d.d. 18 mei 2009

in de zaak 08-312A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 30 oktober 2008 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

1.  verloop van de procedure:

1.1. Bij brief 28 oktober 2008, door de raad ontvangen op 30 oktober 2008, heeft de deken van  de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 11 maart 2009 in aanwezigheid van klager en verweerster. Verweerster werd bijgestaan door haar patroon mr. A.R.M. Kem-pen, advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken, van de bij die brief gevoegde stukken en van de door klager ter zitting ingebrachte stukken “de vragen-lijst voor mr H. voor de zitting d.d. 11-3-2009’’ en een afschrift van de brief van het parket Amsterdam aan klager en de heer X van 6 maart 2009.

2. de klacht:

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a. verweerster bewust in haar toelichting op de vordering van de benadeelde partij foutieve informatie aan de rechtbank heeft verstrekt;

b. verweerster niet tijdig voorafgaand aan de zitting in hoger beroep klager inzage heeft verstrekt in de toelichting die verweerster namens haar cliënte ter zitting zou geven;

c. verweerster pas daags voor een strafzitting aan klager heeft laten weten dat haar cli-ente zich als benadeelde in het strafproces zou voegen, ter zitting ook aanwezig zou zijn, het woord zou voeren en op die zitting een nieuw voor klager onbekend stuk heeft ingediend;

d. verweerster het gerechtshof opzettelijk heeft misleid door ter zitting een oud voe-gingsformulier in te dienen, met daarop het oude adres van de cliënte van verweer-ster en overigens ter toelichting op de vordering opnieuw beschuldigingen jegens klager heeft geuit die niet geuit hadden mogen worden.

2.2. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm, vastge-legd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is ver-klaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1. De cliënte van verweerster heeft tegen klager aangifte gedaan van seksueel geweld. In de daaropvolgende strafprocedure heeft verweersters cliënte zich als benadeelde partij ge-voegd. In eerste instantie is de cliënte bijgestaan door mr. M., kantoorgenote van ver-weerster tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend. Met ingang van 1 oktober 2007 heeft verweerster de behandeling van de zaak van mr. M. overgenomen.

3.2. Bij faxbrief van 15 mei 2007 aan het parket Amsterdam heeft mr. M. voornoemd onder toezending van het voegingsformulier laten weten dat haar cliënte zich als benadeelde in het strafproces zou voegen, ter zitting aanwezig zou zijn en het woord zou voeren. Mr. M. heeft daarbij tevens het verzoek gedaan het voegingsformulier aan alle betrokken par-tijen door te zenden.

3.3. Op de strafzitting van 16 mei 2007 bij de rechtbank Amsterdam heeft verweerster als waarneemster van mr. M. voornoemd de schriftelijke toelichting op de vordering van de benadeelde partij voorgelezen en ook als productie in het geding gebracht. In die schrifte-lijke toelichting is ondermeer vermeld dat de cliënte van verweerster zich onveilig voelde en om die reden naar Spanje was gevlucht. Verder maakt de schriftelijke toelichting mel-ding van het feit dat wegens illegale onderverhuur de woningbouwvereniging als verhuur-ster de huurovereenkomst met verweersters cliënte als huurster heeft opgezegd. Tenslotte maakt de toelichting ook melding van het feit dat klager bij de werkgever en de zuster van verweersters cliënte heeft aangegeven dat zij niet over de juiste verblijfspapieren zou be-schikken.

3.4. Verweerster heeft als gemachtigde van haar cliënte op 26 september 2008 het voegings-formulier hoger beroep ondertekend en middels dat formulier kenbaar gemaakt dat zij de vordering in eerste aanleg ongewijzigd wenst te handhaven onder vermelding van het feit dat haar cliënte geen woonplaats heeft in Nederland.

3.5. Op de zitting van 30 september 2008 bij het gerechtshof te Amsterdam is de strafzaak in hoger beroep behandeld. Ook in deze procedure is de vordering benadeelde partij behan-deld. Verweerster heeft in deze procedure zelf de belangen van haar cliënte behartigd.

4. beoordeling van de klacht

 onderdelen a en c

4.1 Klachtonderdelen a en c richten zich op (vermeende) gedragingen van verweerster sa-menhangend met de strafprocedure in eerste aanleg, namelijk het opnemen van bewust foutieve informatie in de ter zitting ingebrachte schriftelijke toelichting en het toezenden van de betreffende faxbrief aan het Parket Amsterdam van 15 mei 2007. Dit zijn evenwel geen gedragingen van verweerster zelf maar van haar toenmalige kantoorgenote, mr. M. die destijds de kwestie behandelde. Verweerster is niet verantwoordelijk voor de verrich-tingen van mr. M. en kan derhalve daarom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Verder is niet gebleken van omstandigheden waardoor de inhoud van de stukken voor-noemd of het optreden van mr. M voor rekening van verweerster zou moeten komen. Weliswaar heeft verweerster de behandeling van de zitting voor mr. M. waargenomen en de schriftelijke toelichting -opgesteld door mr. M.- voorgedragen doch dat betekent niet dat zij verantwoordelijk is voor de inhoud van de stukken, wat daar verder ook van zij. Klachtonderdelen a en c zijn ongegrond.

onderdelen b en d

4.2 Nu de onderdelen zijn gericht tegen de advocaat van klagers slachtoffer heeft te gelden dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van het slachtoffer te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid kan slechts worden ingeperkt indien de belangen van klager onnodig of onredelijk -zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend- zijn geschonden. Van dat laatste is niet gebleken. Klager heeft zich immers ter zitting kunnen verweren en heeft zich ook verweerd. Er bestaat bovendien geen enkele verplichting voor verweerster om op voorhand inzage te verlenen in de toe-lichting die zij ter zitting in appel heeft gegeven. Onderdeel b is derhalve ongegrond.

4.3 Het verwijt dat verweerster bewust een onjuist adres heeft opgenomen in het voegings-formulier is niet-terecht. Immers, als onweersproken is komen vast te staan dat in appel het voegingsformulier uit de eerste aanleg ‘is meegegaan’ en dat verweerster op het for-mulier van 26 september 2008 aan het ressortparket namens haar cliënte melding heeft gemaakt van het feit dat haar cliënte op dat moment in het buitenland verbleef. Niet is gebleken dat die melding onjuist was. Bovendien kan verweerster niet worden verweten dat een voegingsfomulier als onderdeel van het strafdossier in eerste aanleg ook onder-deel is gaan uitmaken van het dossier in hoger beroep. Daar heeft verweerster geen in-vloed op. Dit onderdeel is ongegrond.

4.4 Het verwijt dat verweerster in appel ten onrechte nieuwe beschuldigingen aan het adres van klager heeft geuit, staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Dat is aan de betref-fende strafrechter. Ook dit onderdeel is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al de onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door Th.S. Röell, voorzitter, mr. B.E. van der Molen, mr. M. Pannevis, mr. M.L.F.J. Schyns, mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2009.

 

 

voorzitter         griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.

* * * * *