Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0828

Zaaknummer

08-062Alk

Inhoudsindicatie

Verzet en klacht gegrond:enkele waarschuwing. Vrijheid van handelen en grievende uitlatingen advocaat van de wederpartij. De geuite beschuldigingen aan het adres van klager bij conclusie van antwoord en pleidooi zijn van dien aard en dermate ernstig dat verweerster niet, zoals zij kennelijk gedaan heeft, mocht afgaan op de mededelingen van haar cliënt. Verweerster had zelf onderzoek moeten doen naar de feiten. Presenteren van niet-vaststaande feiten in de door verweerster gekozen bewoordingen is onnodig grievend.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 6 januari 2009

in de zaak 08-062 Alk

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 18 februari 2008, door de raad ontvangen op 19 februari 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 februari 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing eveneens op 29 februari 2008 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 8 maart 2008, door de raad ontvangen op 13 maart 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 september 2008 in aanwezigheid van klager. Verweerster heeft bij fax van 29 september 2008 aan de raad bericht niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn en zij is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van  8 maart 2008.

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht van klager houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan het uiten van beschuldigingen aan zijn adres, die onbewezen en feitelijk onjuist zijn. Het betreft de navolgende beschuldigingen dat klager:

- een homofiele relatie onderhoud met Y, (voormalig) echtgenoot van de moeder van X;

- in het kader van voormelde relatie samenspant met Y tegen de moeder van X;

- zich in dat verband voorts schuldig maakt aan het fingeren van vorderingen en verzenden/innen van fictieve facturen, waarvan hij in rechte betaling vordert;

- zich schuldig maakt aan een terreur en/of lastercampagne, pesterijen, trucjes, een hak zetten en de rechtbank een rad voor ogen draait;

- betrokken is bij verduistering en vernieling;

- het niet nauw neemt met de waarheid;

- X op oneigenlijke gronden uit klagers bedrijf heeft gewerkt;

- dreigbrieven verzendt;

- de moeder van X door twee mannen in elkaar heeft laten slaan of daarbij betrokken was.

2.2 Klager acht deze beschuldigingen grievend en schadelijk voor zijn eer en goede naam.

2.3 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

2.4 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven in, dat de voorzitter de vaste rechtspraak van het Hof van Discipline te beperkt heeft weergegeven, althans heeft toegepast. Klager acht het onbegrijpelijk dat de voorzitter heeft geoordeeld dat de reeks uitspraken van verweerster weliswaar fors van aard en mogelijk grievend zijn, maar dat niet kan worden gezegd dat deze nodeloos grievend waren. Verweerster heeft ten onrechte geen zakelijke bewoordingen gebruikt terwijl er evenmin feitelijke grondslag voor de geuite beweringen waren, aldus klager.

3 Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerster heeft X jr, een voormalig werknemer van klager, bijgestaan in een door klager aanhangig gemaakte procedure, waarbij klager betaling van een factuur vorderde ter zake door klager aan X geleverde zaken. X, de moeder van X jr, was gehuwd met Y, die ook werknemer van klager is.

3.3 Verweerster heeft bij conclusie van antwoord namens X jr de vordering betwist. Voorts heeft verweerster namens X jr een eis in reconventie ingesteld, strekkende tot betaling van achterstallig loon. Klager heeft deze vordering betwist. Op 6 december 2007 vond de mondelinge behandeling plaats bij de kantonrechter. Verweerster heeft bij die gelegenheid een pleitnota voorgedragen. Niet ter discussie staat dat verweerster de uitlatingen als genoemd onder 2.1 in voornoemde processtukken heeft gedaan. Deze maken deel uit van het klachtdossier.

4 Beoordeling van het verzet/de klacht

4.1 Het verzet en de klacht, die daaraan ten grondslag ligt, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Terecht heeft de voorzitter als uitgangspunt genomen de door het Hof van Discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (ii) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Met klager is de raad – anders dan de voorzitter - van oordeel dat verweerster door haar uitlatingen bij conclusie van antwoord en pleidooi de grens van de hiervoor onder 4.2 bedoelde vrijheid heeft overschreden. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.4 De door verweerster geuite beschuldigingen aan het adres van klager zijn van dien aard en dermate ernstig dat verweerster ter zake niet, zoals zij kennelijk gedaan heeft, zonder meer mocht afgaan op de mededelingen van haar cliënt. Verweerster had zelf dienen te onderzoeken of er voldoende aanknopingspunten waren die leidden tot feiten en omstandigheden die het bezigen van de onderhavige beschuldigingen in alle redelijkheid zouden kunnen rechtvaardigen. Van een dergelijk onderzoek en van dergelijke feiten en omstandigheden of van aanknopingspunten is de raad niet gebleken. Hierbij neemt de raad in aanmerking dat verweerster ter onderbouwing van haar uitlatingen slechts de aangifte ter zake mishandeling van X in de procedure heeft overgelegd, terwijl daaruit bovendien niet blijkt van enige relatie tussen klager en de mannen die haar zouden hebben mishandeld.

4.5 Verweerster heeft aangevoerd dat zij er op verzoek van haar cliënt voor heeft gekozen een uitgebreidere uiteenzetting van zijn visie op de verhoudingen tussen partijen weer te geven, alsmede een uiteenzetting van de volgens haar cliënt relevante gebeurtenissen. Dit zou volgens verweerster bovendien noodzakelijk zijn omdat haar cliënt niet beschikte over schriftelijke betalingsbewijzen om de vordering van klager te weerleggen. De raad vermag echter niet in te zien dat o.m. het vermelden van details omtrent de echtscheidingsperikelen tussen X en Y, respectievelijk moeder en stiefvader van haar cliënt,  doelmatig was in het licht van de incassoprocedure tussen haar cliënt X jr en klager. 

4.6 De raad is van oordeel dat het in deze omstandigheden door verweerster presenteren van niet-vaststaande feiten in de door haar gekozen bewoordingen als onnodig grievend en dus tuchtrechtelijk laakbaar aangemerkt dient te worden.

4.7 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven. Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter, waarbij de klacht kennelijk ongegrond is verklaard, is derhalve gegrond. Gelet op hetgeen de raad hiervoor heeft overwogen acht de raad de klacht eveneens gegrond.

5 Maatregel

5.1 Gelet op de gegrondbevinding van de klacht acht de raad het op zijn plaats de maatregel van enkele waarschuwing op te leggen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.C. Romijn en mr. B. Roodveldt, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

 

c. Per fax

 Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607