Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0682

Zaaknummer

09-022U

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Schorsing 2 maanden, waarvan 1 maand onvoorwaardelijk.

Inhoudsindicatie

De deken verwijt verweerder dat hij ernstig tekort geschoten is in de behartiging van de belangen van een werknemer, voor wie verweerder zich had gesteld in een arbeidsrechtelijke procedure. Verweerder is volledig afgegaan op de informatie die hij van de werkgever (client van verweerder) had ontvangen, zonder dat hij zich van de juistheid daarvan had vergewist bij de werknemer. Ook heeft verweerder verzuimd de werknemer op de hoogte te houden van het verloop en de afloop van de arbeidsrechtelijke procedure. Het dekenbezwaar is gegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 11 mei 2009

in de zaak 09-022U

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 20 januari 2009 binnengekomen bezwaar van:

 

mevrouw mr.

 

deken

tegen:

 

de heer mr. 

verweerder

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 19 januari 2009, door de raad ontvangen op 20 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht haar bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2. Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van 9 maart 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 t/m 18 met bijlagen, zoals vermeld in de tijdens de mondelinge behandeling door de deken overgelegde inventarislijst. Nadat de deken het dossier aan de raad had gestuurd, heeft de raad nog de volgende stukken ontvangen:

- een brief van klager van 27 februari 2009 met bijlagen;

- een brief van klager van 4 maart 2009 met bijlage.

2.   Bezwaar

2.1. Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet

a. zich in een procedure heeft gesteld als de gemachtigde van X zonder daartoe door X gemachtigd te zijn;

b. X niet de stukken van de procedure heeft toegestuurd en evenmin onmiddellijk na ommekomst van de beschikking van de kantonrechter van 23 november 2007 X heeft ingelicht over de inhoud daarvan.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 X was werkzaam in het bedrijf van werkgever Y. In maart 2007 heeft X een bedrijfsongeluk gehad. In oktober 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werkgever Y en de bedrijfsarts enerzijds en X anderzijds, tijdens welk gesprek zou zijn geconcludeerd dat er onvoldoende basis en vertrouwen was om te gaan re-integreren en dat de werkgever zou komen met een voorstel om de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2008 te beëindigen.

3.3 Aangezien X sinds oktober 2007 niets meer had vernomen, heeft hij op 10 december 2007 contact gezocht met de bedrijfsarts teneinde na te gaan wat de stand van zaken was. X heeft bij die gelegenheid van de bedrijfsarts vernomen dat zijn arbeidsovereenkomst bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 13 november 2007 was ontbonden per 1 januari 2008 zonder dat aan X een vergoeding was toegekend.

3.4 Verweerder heeft de in de vorige alinea genoemde ontslagzaak op verzoek van werkgever Y gevoerd. Het namens de werkgever bij de kantonrechter ingediende verzoekschrift was door verweerder opgesteld, evenals het ingediende verweerschrift. Verweerder heeft zich voor X als gemachtigde gesteld en het  verweerschrift ex artikel 7:685 BW, namens X ingediend. In dit verweerschrift heeft X zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.

3.5 Eerst nadat de bedrijfarts op 10 december 2007 contact had opgenomen met verweerder heeft verweerder X (op 11 december 2007) geïnformeerd over het verloop en de uitkomst van de procedure.

3.6 De president van de rechtbank Utrecht heeft bij brief van 29 april 2008 de kwestie onder de aandacht van de deken gebracht. Uit de brief van de president wordt duidelijk dat de beschikking van 13 november 2007 van de kantonrechter inmiddels bij beschikking van 22 april 2008 van de kantonrechter is herroepen wegens bedrog van de zijde van werkgever Y.

3.7 Werknemer X heeft, in de wetenschap dat de deken zelfstandig haar bezwaren aan de raad van discipline heeft voorgelegd, ervoor gekozen zijn klacht niet ook aan de raad voor te leggen.

 

4.    Beoordeling van het bezwaar

4.1 De raad zal de twee klachtonderdelen hierna gezamenlijk behandelen.

4.2 Verweerder heeft in een arbeidsrechtelijke procedure voor zowel de werkgever als de werknemer opgetreden, waarbij verweerder uitsluitend en volledig is afgegaan op de informatie die hij van de werkgever had verkregen zonder zich van de juistheid van die informatie te vergewissen. De raad is van oordeel dat verweerder alvorens over te gaan tot het concipiëren en indienen van het verweerschrift had moeten controleren of het door de werkgever weergegeven standpunt daadwerkelijk overeenkwam met hetgeen tussen werkgever en werknemer was afgesproken. Dit klemt te meer nu in het onderhavige geval aan de werknemer, die vier jaar in dienst was van de werkgever en wie recentelijk een bedrijfsongeval was overkomen, geen ontslagvergoeding zou worden toegekend.

4.3 Verweerder heeft, zo volgt uit vorenstaande, niet alleen nagelaten vooraf contact te zoeken met werknemer X, hij heeft bovendien nagelaten, zowel tijdens als na afloop van de procedure eigener beweging de werknemer informatie te verschaffen over het verloop en de uitkomst van de procedure. Verweerder heeft gesteld dat hij alle voor werknemer X relevante stukken aan werkgever Y heeft gegeven en dat hij er op vertrouwde dat werkgever Y dit aan werknemer X zou doorgeleiden. De raad is echter van oordeel dat verweerder zich hierop niet kan beroepen. Een behoorlijke praktijkuitoefening eist dat een advocaat alles in het werk stelt er voor te zorgen dat de belangen van degene voor wie hij optreedt niet worden geschaad. Verweerder is, door te handelen en na te laten als hierboven weergegeven, in dit opzicht ernstig te kort geschoten.

4.4 Hoewel verweerder in de stukken en ter zitting meermalen heeft aangegeven het te betreuren dat een en ander zo is gelopen, is de raad er niet van overtuigd dat verweerder daadwerkelijk inziet dat zijn handelwijze zoals hiervoor beschreven een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.5 Over de houding van verweerder ten opzichte van de deken overweegt de raad ten overvloede nog het volgende. Verweerder heeft de rol en positie van de deken in het tuchtrecht volledig miskend. De advocatenwet geeft de deken in artikel 46f een zelfstandige bevoegdheid om haar gebleken bezwaren aan de raad voor te leggen. Het is ter vrije beoordeling van de deken of zij van die bevoegdheid gebruik wenst te maken. De houding van verweerder ten opzichte van de deken en de uitlatingen die hij in de stukken en ter zitting over het handelen van de deken heeft gedaan, acht de raad niet passend. Bovendien heeft verweerder de uitnodigingen van de deken om de kwestie te bespreken steeds naast zich neergelegd. Het vorenstaande draagt bij aan het beeld dat verweerder niet beseft dat zijn handelwijze in het onderhavige geval als zeer ernstig dient te worden gekwalificeerd.

4.6 De raad komt tot het oordeel dat het door de deken ingestelde bezwaar gegrond is.

 

5 Maatregel

5.1 Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt de raad dat de zwaarte daarvan met name wordt ingegeven door de aard en de ernst van de overtreding, namelijk dat verweerder zich geen rekenschap heeft gegeven van de mogelijke (verstrekkende) gevolgen van de ontslagprocedure. De raad rekent het verweerder zwaar aan dat hij in het onderhavige geval geen aanleiding heeft gezien (tijdig) contact op te nemen met de persoon wiens belangen op het spel stonden. De raad acht de maatregel van een schorsing van twee maanden waarvan één voorwaardelijk passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden met bepaling dat deze maatregel voor het gedeelte van een maand niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van een hierbij op twee jaar bepaalde proeftijd aan een in artikel 46 advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt;

- bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ingaat veertien dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat niet eerder in dan na afloop van alle eventuele voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

 

Aldus gewezen door mr. T.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. M.A le Belle, mr. E.J. Ferman, mr. J.R. Goppel, mr. B.C. Romijn, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2009.

 

 

voorzitter          griffier

 

De beslissing is in afschrift op 11 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.