Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0802

Zaaknummer

08-145Alk

Inhoudsindicatie

Gedragsregel 15. Gelijktijdige toezending van stukken aan de rechtbank en de wederpartij. Klacht om een klacht. Onjuist informeren deken. Klacht gegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 3 februari 2009

in de zaak 08-145 Alk

______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding de op 22 mei 2008 binnengekomen klacht van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 20 mei 2008, door de raad ontvangen op 22 mei 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 25 november 2008 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de in par. 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 6 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst;

- de brief van klager van 24 november 2008, met bijlage;

- de brief van klager van 24 november 2008 met bijlagen.

2. Klacht

2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet

(i) heeft nagelaten een kopie van zijn verzoek tot uitstel gelijktijdig (voorafgaand aan de rolzitting van 9 april 2008) aan klager toe te zenden, waardoor klager geen gelegenheid heeft gehad zijn bezwaar tijdig aan de rolrechter kenbaar te maken. 

(ii) alvorens inhoudelijk te reageren op de onder sub (i) genoemde klacht een klacht tegen klager bij de Haarlemse deken heeft ingediend. Die klacht is een typische “klacht om een klacht” waarbij verweerder de Haarlemse deken bovendien onvolledig en op misleidende wijze heeft geïnformeerd.

2.2 De deken heeft alleen klacht (i) bij de raad ingediend; de deken heeft de gang van zaken tijdens zijn vooronderzoek toegelicht in zijn brief van 26 mei 2008. Ter zitting van de raad hebben klager en verweerder ermee ingestemd dat beide klachten werden behandeld, nu zij voldoende gelegenheid hebben gehad hun zienswijze kenbaar te maken en te reageren op elkaars stellingen terzake.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Klager heeft in een aanhangige procedure ter rolzitting van 26 maart 2008 namens zijn cliënten een conclusie houdende een provisionele vordering genomen. Verweerder, advocaat van klagers wederpartij, is vervolgens (twee weken) tot 9 april 2008 uitstel verleend voor indiening van een antwoordakte.

3.2 Op 8 april 2008 heeft verweerder de rechtbank per fax verzocht ter rolle van 9 april 2008 een uitstel van twee weken te verlenen voor indiening van deze antwoordakte. Verweerder heeft op 9 april 2008 te 10.25 uur een kopie van dit verzoek aan klager gezonden.

3.3 Klager heeft bij brief van 11 april 2008 (alsnog) bij de rechtbank Alkmaar bezwaar gemaakt tegen het door verweerder verzochte uitstel. Uit deze brief van klager blijkt dat op dat moment reeds uitstel was verleend tot 23 april 2008.

3.4 Naar aanleiding hiervan heeft klager op 18 april 2008 de onder 2.1 sub (i) bedoelde klacht bij de deken te Alkmaar ingediend.

3.5 Op 24 april 2008 heeft verweerder bij de Haarlemse deken een klacht tegen klager ingediend. Deze klacht ziet op handelen van klager in een procedure waarbij klager optreedt als raadsman van de wederpartij van de cliënt van verweerder. Kort gezegd stelt verweerder in deze klacht dat klager ter gelegenheid van een comparitie van partijen van tweeënhalve maand daarvoor (12 februari 2008), voor het eerst bepaalde stukken heeft overgelegd, waardoor verweerder is gehinderd in de voorbereiding van de comparitie.

3.6 Klager voert op 25 april 2008 schriftelijk en gemotiveerd verweer tegen de klacht van verweerder. Samengevat noemt klager de klacht “een klacht om een klacht” die bovendien door onvolledigheid misleidend is.

3.7 Naar aanleiding hiervan schrijft de Haarlemse deken op 7 mei 2008 aan verweerder met kopie aan klager:    

“Hierbij bevestig ik u de goede ontvangst van uw fax van 24 april 2008. Gelet op de brief met bijlagen van [klager] van 25 april 2008 lijkt het dat u mij in uw klacht onjuist heeft geïnformeerd. Ik verwijs naar het proces-verbaal dat [klager] heeft meegestuurd met zijn brief. [Klager] heeft met uitzondering van de brief van de belastingdienst van 30 november 2007 de overige stukken op voorhand aan u doen toekomen. U wekt echter de indruk dat alle producties pas tijdens de comparitie zijn overgelegd.

U schrijft dat u gehinderd bent in de voorbereiding op de comparitie. Zonodig had u dan ook bezwaar kunnen maken tegen het overleggen van de brief. Uit het proces-verbaal blijkt echter dat u bekend was met de brief van de belastingdienst van 30 november 2007 en dat u geen bezwaar had tegen het in het geding brengen hiervan.

Voorshands ben ik dan ook van mening dat u ten onrechte klaagt.”

3.8 De Haarlemse deken heeft klager en verweerder op 3 juni 2008 bericht tot sluiting van het dossier in verband met de door verweerder ingediende klacht, over te gaan, nu hij niets meer van verweerder heeft vernomen.

4. Beoordeling klachtonderdeel sub (i)

4.1 Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren (gedragsregel 15).

4.2 Vaststaat dat verweerder op 8 april 2008 een eenzijdig verzoek tot uitstel aan de rechtbank Alkmaar heeft gedaan en dat hiervan niet gelijktijdig maar pas op 9 april 2008 te 10.25 uur,  afschrift aan klager is toegezonden. Toen klager van het uitstelverzoek kennis kon nemen was de rolzitting waarop het verzoek zou worden behandeld reeds afgelopen. Hierdoor is klager de kans ontnomen tijdig op het uitstelverzoek te reageren. De raad is van oordeel dat verweerder door aldus te handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.3 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5. Beoordeling klachtonderdeel sub (ii)

5.1 Uit de hiervoor onder 3.7 geciteerde brief van de deken te Haarlem van 7 mei 2008, blijkt onweersproken dat verweerder de deken omtrent de feiten waarop zijn klacht was gebaseerd onjuist heeft geïnformeerd. Verweerder schrijft in zijn onder 3.5 genoemde brief immers dat klager ter gelegenheid van de comparitie voor het eerst een schrijven van de belastingdienst van 30 november 2007, jaarstukken en een schrijven van de Wooncompagnie heeft overgelegd. Uit het proces-verbaal van deze comparitie blijkt echter dat verweerder genoemde stukken, met uitzondering van de brief van de belastingdienst van 30 november 2007, wel op voorhand van klager heeft ontvangen. Ten aanzien van de brief van de belastingdienst van 30 november 2007 geldt voorts dat uit dit proces-verbaal blijkt dat verweerder ook met deze brief bekend was en geen bezwaar had tegen het in het geding brengen ervan.

5.2 De raad is van mening dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door hieromtrent een klacht in te dienen en voorts door de deken omtrent de daaraan ten grondslag gelegde feiten onjuist in te lichten. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

6. Maatregel

6.1 Met het voorgaande is komen vast te staan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft ten opzichte van klager in meerdere opzichten een zeer onwelwillende houding aangenomen. Mede gelet op de hiervoor onder 3.7 geciteerde brief van de Haarlemse deken van 7 mei 2008, acht de raad, hoewel verweerder nog niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, het handelen van verweerder dermate tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de maatregel van berisping passend en geboden is. De raad weegt tevens mee dat verweerder ter zitting geen blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.

BESLISSING

 

De raad van discipline:

- verklaart beide klachtonderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

 

 

Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. M.W. Schüller, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2009.

 

voorzitter     griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoonnummer 076 - 548 4607.