Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0821

Zaaknummer

08-134A

Inhoudsindicatie

Klager heeft een reeks van klachten ingediend die allen zien op de wijze van behandelen van een zaak van klager door verweerder.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 20 januari 2009

in de zaak 08-134A

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 2 mei 2008 binnengekomen klacht van:

 

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

verweerder

 

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 29 april 2008, door de raad ontvangen op 2 mei 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 11 november 2008 in aanwezigheid van partijen. Klager werd ter zitting bijgestaan door een tolk in de Engelse taal. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 t/m 39 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 29 april 2008 gevoegde inventarislijst.

2.   Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a. niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van klager van 24 januari 2007 waarin klager verweerder verzocht diverse in appel ingenomen standpunten aan te passen;

b. niet de standpunten van de Italiaanse accountant die klager eerder adviseerde, heeft overgenomen;

c. niet het schikkingsvoorstel dat de wederpartij, na voorbereidend werk door de Italiaanse accountant, had gedaan en dat klager als onvoldoende van de hand had gewezen, heeft overgebracht aan de rechtbank;

d. niet aan de rechtbank heeft meegedeeld dat de echtgenote van klager geen werkneemster was van vennootschap X;

e. klager te laat heeft geïnformeerd over de appèltermijn;

f. klager heeft meegedeeld dat het niet mogelijk was in hoger beroep een nieuwe getuige voor te dragen;

g. niet rechtstreeks bij de vervoerder de transportdocumenten heeft opgevraagd die van belang waren voor de procedure en waarover klager niet beschikte;

h. klager niet goed heeft geïnformeerd over de inhoud van brieven van vennootschap X, aangezien deze documenten in het Italiaans waren opgesteld;

i. geen gebruik heeft gemaakt van nieuwe bewijzen;

j. heeft aangenomen dat klager en zijn echtgenote aandeelhouders zijn van vennootschap X;

k. in de procedure getuigenverklaringen in twijfel heeft getrokken, waarmee klager het niet eens was;

l. te weinig bewijsmateriaal heeft aangeleverd, waardoor de rechter aan de leugens getuigen waarde heeft gehecht;

m. klager niet de kans heeft gegeven de rechtbank te informeren als de getuige van de tegenpartij een onware verklaring aflegde;

n. het beroepschrift niet heeft aangevuld zoals klager dat wilde.

 

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 In 1997 heeft klager samengewerkt met vennootschap X, die gevestigd is in Italië. Klager investeerde in vennootschap X door goederen toe te sturen, zonder dat daar betaling tegenover stond. De samenwerking is door klager beëindigd, waarna hij betaling van de geleverde goederen heeft gevorderd. Vennootschap X heeft een schikkingsvoorstel gedaan dat door klager van de hand werd gewezen.

3.3 Klager heeft vervolgens verweerder verzocht de incasso ter hand te nemen. De klacht ziet op het handelen van verweerder in deze procedure, die gevoerd is in Italië. Verweerder vorderde namens klager betaling van de niet betaalde facturen. X vorderde in reconventie onder meer terugbetaling van een lening verstrekt aan de echtgenote van klager, waarvoor klager zich borg had gesteld. In december 2005 heeft de rechtbank te Rome, nadat getuigenverhoren hadden plaatsgevonden, een tussenvonnis gewezen in het nadeel van klager. Er is nog geen eindvonnis gewezen met betrekking tot de vordering van klager.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 Klachtonderdelen a t/m n met uitzondering van klachtonderdeel e zien op de wijze van behandelen van de zaak van klager door verweerder en lenen zich derhalve voor gezamenlijke behandeling.

4.2 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.3 Het is de raad niet gebleken dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd en met stukken onderbouwd dat hij klager steeds afschriften heeft gestuurd van alle ingediende processtukken en documenten, steeds met de vraag of klager een vertaling wenste. Ook blijkt uit de brieven van verweerder aan klager die zich in het klachtdossier bevinden dat verweerder klager in kennis heeft gesteld van de door hem te nemen stappen en van de standpunten die hij in de procedure voornemens was namens klager in te nemen middels toezending van concept-processtukken. Indien klager het destijds niet eens was geweest met de aanpak van de zaak door verweerder had hij toen derhalve alle gelegenheid dat bij verweerder aan te kaarten. Niet gebleken is dat klager dat heeft gedaan. Mede gelet op de omstandigheid dat de raad ingevolge de in 4.2 gegeven maatstaf slechts marginaal kan toetsen of verweerder de zaak naar behoren heeft behandeld kan de raad – achteraf oordelend – niet concluderen dat verweerder de zaak niet naar behoren heeft behandeld. Verweerder heeft, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de raad dat verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij klager bij brief van 14 september 2006 (p. 195 klachtdossier) heeft geattendeerd op de appèltermijn en dat dit twee maanden voor het aflopen van die termijn was. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat tijdig hoger beroep is ingesteld en dat die procedure nog loopt.

4.5 De klacht is dan ook in al zijn onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. M.A.  le Belle, mr. B. ten Doesschate, mr. J.R. Goppel , mr. L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2009.

 

voorzitter           griffier

 

De beslissing is in afschrift op 20 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.