Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0840

Zaaknummer

08-254Alk

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Twijfel aan behoorlijke praktijkuitoefening en niet voldaan aan de informatieplicht jegens deken. Bezwaar gegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 6 januari 2009

in de zaak 08-254Alk

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Alkmaar

de heer mr.

met betrekking tot:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r.

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 september 2008, door de raad ontvangen op 18 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar het bezwaar ter kennis van de raad gebracht. 

1.2 Het verzoek is op 28 oktober 2008 ter zitting behandeld. Aanwezig waren de deken en verweerster met haar gemachtigde. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de deken tegen verweerster als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ( zaak nr. 08-255 Alk). Tevens heeft de voorzitter van de raad te dezer zitting het verzoek van de deken tegen verweerster als bedoeld in artikel 60c van de Advocatenwet behandeld ( zaak nr 08- 256 Alk). Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 Bezwaar

 Het bezwaar houdt in dat verweerster in strijd met het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet,

 (a) onjuiste mededelingen doet aan de deken,

 (b) toezeggingen niet nakomt en

 (c) de deken c.q. de Raad van Toezicht frustreert in de mogelijkheid goed toezicht te houden op de praktijkvoering van verweerster.

 3. Feiten

 

3.1. Op 14 februari 2008 stuurden kantoorgenoten van verweerster een brief naar verweerster, waarin zij mededeelden de samenwerking te beëindigen. In deze brief schreven zij:

“zo hebben wij geconstateerd dat jouw praktijkvoering te wensen overlaat, je betaalgedrag slecht is, je financiële situatie ronduit zorgwekkend en je – afwezigheid van een – gezagsrelatie met de secretaresses maakt dat de sfeer op kantoor volledig verziekt is. Een samenwerking is om die redenen niet alleen onmogelijk, maar kan ook niet langer van ons worden gevergd. (…)

Nu je zelfs de premie van jouw en [a]’ beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet hebt voldaan en dientengevolge de dekking is opgeschort breng je ons ook nog eens zakelijk en financieel in gevaar. (..)

3.2. Op 15 februari 2008 vond een gesprek plaats tussen de deken en waarnemend deken en verweerster. De inhoud van dit gesprek werd diezelfde dag door de deken bij brief bevestigd. In dit gesprek deelde verweerster mede dat er geen sprake was van een opschorting van de aansprakelijkheidsverzekering. Wel  werd door verweerster bevestigd dat er sprake was van een achterstand in de financiële administratie en er geen jaarstukken over de jaren 2005, 2006 en 2007 waren opgemaakt. Afgesproken werd dat een nadere afspraak voor overleg tussen verweerster, haar accountant en de deken gemaakt zou worden.

3.3. Op 15 februari 2008 stuurde verweerster per telefax een kopie van een bankafschrift en een acceptgiro, waaruit bleek dat de premie voor de aansprakelijkheidsverzekering op 11 februari 2008 was voldaan. De vervaldatum voor deze premie was 6 december 2007. In een bijgesloten brief van de verzekeraar van 5 februari 2008 wordt gewaarschuwd dat bij verstreken betalingstermijn er sprake kan zijn van onvolledige dekking.

3.4. Op 10 maart 2008 stuurde de president van de rechtbank Alkmaar een kopie van een brief van diezelfde datum gericht aan verweerster, naar de deken. In deze brief aan verweerster stelde de president:

“Opnieuw zijn er zodanige achterstanden van uw betalingen in de griffierechten opgetreden, dat de rechtbank weer een dwangbevel heeft moeten uitreiken. Ik heb u eerder op dit punt geattendeerd. Ik acht mij vrij de deken hierover te informeren.”

3.5. Op 12 maart 2008 vond een gesprek plaats tussen de deken en waarnemend deken en verweerster. De inhoud van dit gesprek werd diezelfde dag door de deken schriftelijk bevestigd. In het gesprek is aan de orde geweest dat kon worden vastgesteld dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering gedurende ruim een maand opgeschort was geweest, er achterstanden waren geweest bij de betaling van griffiegelden, verweerster maandelijkse BTW-betalingen niet kon voldoen, de accountant drie maanden nodig zou hebben voor het gereedmaken van jaarstukken over de jaren 2005, 2006 en 2007 en de auditverklaring na 1 april 2008 diende te worden verlengd. In de brief d.d. 12 maart 2008 stelde de deken:

“Opgemelde feiten en omstandigheden kunnen ieder op zich en in hun onderling verband beschouwd, leiden tot de conclusie dat in casu sprake is van een onbehoorlijke praktijkuitoefening als bedoeld in artikel 60 b. van de Advocatenwet. (…)

Reden dat ik u met klem verzoek mij nauwkeurig op de hoogte te houden van de gang van zaken binnen uw kantoor.”

3.6. Bij brief van 20 maart 2008 bevestigde de deken dat verweerster had toegezegd te zullen zorgdragen voor betaling van verschuldigde griffierechten in maart 2008. Tevens deelde de deken mede dat hij had vernomen dat de rechtbank Alkmaar in de maand april een dwangbevel zou doen uitgaan aan verweerster, in verband met verschuldigde griffierechten.

3.7. Op 18 juni 2008 stuurde de deken een brief aan verweerster waarin hij mededeelde te overwegen een verzoek als bedoeld in artikel 60c van de Advocatenwet te doen. Daartoe stelde de deken dat verweerster de hoofdelijke omslag van de plaatselijke orde niet had voldaan en dat hij nog steeds geen informatie betreffende de jaarrekeningen 2005, 2006 en 2007 had ontvangen. De deken verzocht verweerster per omgaande een afspraak met hem te maken. 

3.8. Op 25 juni 2008 vond een gesprek plaats tussen de deken en verweerster. De inhoud van dit gesprek werd diezelfde dag door de deken schriftelijk  bevestigd. De deken stelde zich niet voldoende geïnformeerd te achten teneinde zijn zorgen te doen wegnemen. Tevens stelde de deken een gesprek met de accountant te wensen teneinde te bezien of hij op korte termijn volledig inzicht in de praktijkvoering van verweerster kon verkrijgen.

3.9. Op 1 juli 2008 berichtte de secretaresse van verweerster per abuis het bedrag ter zake van de hoofdelijke omslag niet aan de plaatselijke orde van advocaten te hebben overgemaakt.

3.10. Op 11 juli 2008 vond een gesprek plaats tussen de deken en verweerster en haar accountant. De inhoud van dit gesprek werd diezelfde dag door de deken schriftelijk bevestigd. In dit gesprek deelde de deken mede dat zijn zorgen niet waren weggenomen, met name niet omdat er sprake was van een belastingschuld van € 30.000. Besproken was dat op korte termijn een plan van aanpak zou worden opgesteld, waarmee inzicht zou worden geboden in de financiële situatie. De deken verzocht van de financiële gang van zaken onmiddellijk op de hoogte te worden gesteld.

3.11. Verweerster verzond op 12 augustus 2008 een brief aan de deken met daarbij een overzicht van de op dat moment bestaande belastingschuld.

3.12. Verweerster berichtte de deken op 20 augustus 2008 uitstel van betaling te hebben gekregen van de Ontvanger tot 30 september 2008, met het oog op een kwartaalbetaling door de raad voor rechtsbijstand, waarmee de belastingschuld zou kunnen worden voldaan.

3.13. Op 26 augustus 2008 stuurde de president van de rechtbank Alkmaar een kopie van een brief van diezelfde datum gericht aan verweerster, naar de deken. In deze brief aan verweerster stelde de president dat er opnieuw achterstanden in de betalingen waren opgetreden en mitsdien een dwangbevel was uitgereikt.

3.14. Op 1 september 2008 berichtte verweerster de president van de rechtbank Alkmaar de achterstand in de betaling van griffiegelden na ontvangst van de kwartaalbetaling van de raad voor de rechtsbijstand te zullen betalen.

3.15. Op 18 september 2008 diende de deken het verzoek ex artikel 60b van de Advocatenwet bij de raad in.

4. Beoordeling van het bezwaar

4.1. Bij de beoordeling van het bezwaar stelt de raad voorop dat een advocaat dient te voldoen aan de voorwaarden die door de Boekhoudverordening 1998 en de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 aan hem worden gesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 5 van de Boekhoudverordening 1998 en artikel 5 van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991, is een advocaat gehouden om informatie met betrekking tot het voldoen aan deze verordeningen te verstrekken aan de deken. Voorts dient de advocaat aanstonds te reageren op verzoeken van de deken, ten einde de deken in staat te stellen de hem in de advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) naar behoren te vervullen.

4.2. De onderdelen van het bezwaar lenen zich naar het oordeel van de raad voor een gezamenlijke behandeling.

4.3. Op grond van hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, stelt de raad vast dat verweerster onjuiste informatie heeft gegeven met betrekking tot de gevolgen van het niet tijdige betalen van de verzekeringspremie. Tevens heeft verweerster onvolledige informatie gegeven, doordat zij de deken niet op de hoogte heeft gesteld van de bestaande schuld ter zake van griffiegelden in augustus 2008 terwijl de deken haar diverse malen had gevraagd hem op de hoogte te houden van de gang van zaken binnen kantoor. Voorts heeft verweerster in weerwil van de gedane toezegging dat jaarstukken over de jaren 2005, 2006 en 2007 ter beschikking zouden worden gesteld, niet aan deze toezegging voldaan. Het door verweerster niet voldoen aan het verzoek van de deken tot het verschaffen van inlichtingen over de financiële situatie van haar praktijk, levert een schending op van artikel 6 van de Boekhoudverordening 1998.

4.4. De raad stelt daarmee vast dat verweerster niet heeft gehandeld zoals het een advocaat betaamt en dat het bezwaar van de deken in alle onderdelen gegrond is.

5. Maatregel

 Omdat  door de handelswijze van verweerster onduidelijk is of verweerster aan belangrijke op haar rustende verplichtingen voldoet die voor een verantwoorde uitoefening van het beroep van advocaat en de goede naam van de beroepsgroep zeer van belang zijn en verweerster stelselmatig niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie van de deken, heeft de raad besloten om de maatregel van berisping op te leggen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009 door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. L.D.H. Hamer, mr. B. Roodveldt, mr. M.L.F.J. Schyns, leden en mr. P.H. Burger als griffier.

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2009 verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.      Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076-548 4607