Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0086

Zaaknummer

09-062A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachten over wijze van behandelen van klagers zaak, onder meer wegens het niet overleggen van een mogelijk relevante brief in een procedure. In hoger beroep is brief alsnog overgelegd; geen nadeel voor klager nu vordering op andere grond is afgewezen. Klachten ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 31 augustus 2009

in de zaak 09-062A

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

 

k l a g e r

 

tegen:

 

v e r w e e r d e r

 

 

1               Verloop van de procedure

 

1.1         Bij brief van 26 februari 2009, bij de raad binnen gekomen op 27 februari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van 23 juni 2009 in aanwezigheid van partijen. Ten behoeve van klager was een tolk in de Griekse taal aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3         De raad heeft kennis genomen van de genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 10, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

2               De klacht

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet

heeft gehandeld doordat hij:

a) tijdens een comparitie van partijen – op 28 februari 2006 – heeft verzuimd een brief  van 9 juni 2003 in het geding te brengen. Hierdoor is beslist door rechtbank en hof dat klagers vordering verjaard is. Deze brief zou een stuitinghandeling bevatten, zodat het beroep op verjaring door de wederpartij van klager niet zou zijn gehonoreerd;

b) tijdens eerdergenoemde comparitie de vordering van klager onvoldoende heeft toegelicht alsmede onvoldoende tegenspel heeft geboden aan de wederpartij van klager.

 

3               Feiten

 

3.1         Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

 

3.2         Klager is zanger en heeft geruime tijd geleden een aantal Griekse nummers op een cd opgenomen. Destijds zijn tussen klager en de producer van de cd geen duidelijke afspraken gemaakt omtrent afdracht van eventuele auteursrechten en/of andere rechten. Eind jaren negentig is een geschil ontstaan tussen klager en de producer over deze kwestie. In 1999 is een procedure gestart namens klager, die in 2000 is geroyeerd. Vanaf 2001 hebben achtereenvolgens een aantal advocaten de zaak van klager weer opgepakt. Vanaf december 2005 heeft verweerder de behandeling van klagers zaak overgenomen van een kantoorgenote die uit de advocatuur vertrok. Verweerder heeft klager bijgestaan ter comparitie bij de rechtbank op 28 februari 2006. Verweerder heeft toen niet overgelegd een brief van mr. L. (een vorige advocaat van klager) van 9 juni 2003. De rechtbank heeft bij vonnis van 12 april 2006 klagers vordering afgewezen omdat deze verjaard zou zijn. Verweerder heeft voor klager hoger beroep ingesteld en hij heeft  in appel alsnog genoemde brief overgelegd.  

 

3.3         Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 30 augustus 2007 is het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Rechtsoverweging 4.9. luidt: “Indien al zou moeten worden aangenomen dat de bovengenoemde brief van 9 juni 2003 van [mr. L] ziet op deze vordering – de aansprakelijkstelling in de brief sluit daar niet ondubbelzinnig op aan nu deze is gerelateerd aan schade wegens ten onrechte gebruikte werken omdat daar geen uitdrukkelijke toestemming is verleend – en indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat die brief kan worden aangemerkt als een stuitinghandeling in de zin van art. 3:317 BW, dan nog kan dit Kypreos niet baten.”.

 

4.       Beoordeling van de klacht

          Klachtonderdeel a)

4.1         Enerzijds kan ten aanzien van verweerder worden gezegd dat hij de brief van mr. L. niet ter gelegenheid van de comparitie bij de rechtbank in het geding heeft gebracht, terwijl die brief mogelijk wél relevant was in verband met het beroep van de wederpartij op verjaring. Anderzijds kan worden vastgesteld dat verweerder dit heeft hersteld door in hoger beroep alsnog die brief over te leggen. Voorts neemt de raad in aanmerking dat klager door de eventuele omissie van verweerder uiteindelijk niet benadeeld is, omdat klagers vordering op andere gronden is afgewezen. Onder deze omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, waarbij de raad ook betrekt het feit dat verweerder na het vonnis van de rechtbank klager heeft uitgenodigd voor een gesprek over de wijze waarop het verzuim kon worden hersteld en verweerder zijn excuses heeft aangeboden. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

 

          Klachtonderdeel b)

4.2         Uit de tot het klachtdossier behorende stukken is de raad niet gebleken dat verweerder tijdens de comparitie van partijen de stellingen van klager onvoldoende heeft toegelicht en/of onvoldoende tegenspel heeft geboden aan de wederpartij van klager. Klager heeft dit onderdeel van de klacht tijdens de mondelinge behandeling voorts ook niet nadergesubstantieerd, zodat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

 

BESLISSING:

 

De raad van discipline:

-           verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2009.

 

 

 

 

 

voorzitter                                                                                                      griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten;

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

 

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie: 076 548 4607.