Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0041

Zaaknummer

09-031A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster tegenover een rechter in strijd met de waarheid te hebben verklaard en aan de totstandkoming van een regeling met haar cliënte de voorwaarde te hebben gesteld dat de ingediende klacht zou worden ingetrokken. Klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 24 augustus 2009

in de zaak 09-031A

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 29 januari 2009 binnengekomen klacht van:

De heer

klager

tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 27 januari 2009, door de raad ontvangen op 29 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 17 juni 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 28 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 27 januari 2009 genoemde inventarislijst.

2. Klacht

2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat zij:

a) in strijd met de waarheid tegenover een rechter in kort geding heeft verklaard dat klager als vuurwapengevaarlijk geregistreerd stond;

b) aan de totstandkoming van een echtscheidingsconvenant tussen verweersters cliënte en klager de voorwaarde heeft verbonden dat klager de door hem ingediende klacht tegen haar zou intrekken;

c) in haar reactie op klachtonderdeel b onjuiste informatie aan de deken heeft verstrekt.

3. Feiten

3.1. Klager is gehuwd geweest met verweersters cliënte. Verweerster heeft haar cliënte bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.

3.2. In verband met de echtscheidingsprocedure heeft op 6 mei 2008 een kortgedingzitting plaatsgehad voor de Voorzieningenrechter te Amsterdam, waarbij enerzijds klager en anderzijds verweerster als raadsvrouw van haar cliënte aanwezig waren. Tevens was de parketpolitie bij de zitting aanwezig. Desgevraagd meldde verweerster aan de rechter, dat de aanwezigheid van de parketpolitie mede het gevolg was van het feit dat zij vernomen had dat klager als vuurwapengevaarlijk geregistreerd zou staan. Of verweerster ook heeft vermeld dat zij dat “van de politie” had vernomen, staat tussen partijen niet vast.

3.3. In een later stadium is tussen partijen overleg op gang gekomen over het sluiten van een echtscheidingsconvenant. Verweerster heeft in dat kader op 3 juni 2008 een brief (p. 32 van het klachtdossier) gestuurd aan de raadsman van klager, waarin onder andere staat vermeld:

“[…] Heden ontving ik een brief van de deken van de orde van advocaten inzake een klacht die uw cliënt heeft ingediend tegen mij via mr T[…].

Voorwaarde voor een overeenkomst met mevrouw A[…] is dat u mij per direct bevestigt dat deze klacht door uw cliënt wordt ingetrokken. […]”

3.4. Verweerster heeft verklaard de gestelde voorwaarde vervolgens al spoedig telefonisch te hebben ingetrokken. Dit wordt door klager betwist. Vast staat partijen diezelfde dag nog tot ondertekening zijn overgegaan en dat de klacht niet is ingetrokken.

4. Beoordeling

4.1. De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.

Klager stelt dat verweerster in strijd met de waarheid mededelingen aan de rechter heeft gedaan. Er moet in dat kader onderscheid worden gemaakt tussen informatie die door een cliënt aan een advocaat is verstrekt, op de juistheid waarvan een advocaat in beginsel mag afgaan tenzij hij aanstonds kan vaststellen dat die informatie onjuist was, en informatie die door de advocaat zelf van derden is verkregen.

4.3. Tussen partijen staat vast dat verweerster klager als vuurwapengevaarlijk heeft aangemerkt. Klager stelt daarnaast dat verweerster aan haar opmerking heeft toegevoegd dat zij dat “van de politie” had vernomen, zodat sprake zou zijn van informatie die door de advocaat zelf is verkregen van derden; verweerster stelt de informatie echter van haar cliënte te hebben gekregen. Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerster de toevoeging “van de politie” heeft gebezigd, zodat hij het ervoor houdt dat de verklaring van verweerster gebaseerd was op informatie die haar door haar cliënte was verstrekt. Het is de raad niet gebleken noch is aannemelijk geworden dat verweerster aanstonds kon vaststellen dat klager niet als vuurwapengevaarlijk was aan te merken.

Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

4.4. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.

Vast staat dat verweerster in haar fax van 3 juni 2008 een voorwaarde heeft opgenomen zoals door klager is gesteld. Tussen partijen is in geschil of de voorwaarde vervolgens weer is ingetrokken. Uit de verklaring van verweerster, alsmede uit het feit dat partijen het echtscheidingsconvenant hebben ondertekend zonder dat de klacht ingetrokken is, leidt de raad af dat de voorwaarde wel degelijk moet zijn ingetrokken.

De raad stelt voorop dat zij het stellen van een dergelijke voorwaarde niet juist acht. Nu verweerster echter aanstonds op haar schreden is teruggekeerd, acht de raad haar handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond.

4.5. Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt.

De verklaringen van verweerster aan de deken over het hierboven genoemde klachtonderdeel b zouden naar klager stelt onjuist zijn. Met het oordeel van de raad dat verweerster haar voorwaarde wel degelijk heeft ingetrokken, is de relevantie van klachtonderdeel c komen te vervallen.

Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. J.R. Goppel, mr. M. Pannevis, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2009.

 

voorzitter             griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.