Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0479

Zaaknummer

R. 3240/09.72

Inhoudsindicatie

De gestelde belangenverstrengeling en onjuiste wijze van declareren is niet komen vast te staan.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 29 oktober 2008 heeft de heer I, naar hij ter zitting heeft bevestigd, namens klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 7 mei 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 12 oktober 2009.

Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen. Klaagster werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer I.

 

FEITEN

2.1             Het kantoor van verweerder is werkzaam geweest voor onder meer I B.V. en T. B.V.

2.2             Bij brief van 13 februari 2008 heeft een kantoorgenoot van verweerder, klaagster bevestigd dat zijn werkzaamheden betreffende I/advies in rekening zou worden gebracht bij T. B.V.

2.3             Blijkens een e-mail bericht van 13 oktober 2008 heeft de heer I. verweerder verzocht het factuuradres van de aan T. BV gezonden declaratie betreffende I. B.V. te corrigeren.

2.4             Bij brief van 24 oktober 2008 heeft verweerder de heer I. geschreven in zijn hoedanigheid van bestuurder van E. Holding BV en middellijk bestuurder van T. BV en I. BV betreffende aan T. BV gezonden en nog openstaande declaraties.

2.5             Volgens een uittreksel informatie via internet van 17 oktober 2008 is E. BV bestuurder van I. BV.

2.6             In een e-mail van 20 augustus 2008 heeft verweerder zich onder meer jegens de heer I. bereid verklaard 2% van de aandelen in I. B.V. voor een bedrag van € 500.000,-- te kopen onder de in die e-mail genoemde voorwaarden.

 2.7             Volgens een afschrift van een brief van 31 oktober 2008 van notaris mr. Z. aan E. BV heeft verweerder een mogelijke koopovereenkomst met betrekking tot aandelen I. BV vernietigd op grond van dwaling.  

 

KLACHT

3.         Klaagster verwijt verweerder dat hij:

           

a.                  door hem en zijn kantoorgenoot voor I. BV verrichte werkzaamheden ten onrechte heeft gedeclareerd aan T. B.V. en dat hij voor een andere cliënt in privé verrichte werkzaamheden in rekening heeft gebracht bij I. BV of T. B.V.;

b.                  aan de zijde van verweerder sprake is van belangenverstrengeling en/of conflicterende belangen;

c.                  zich in samenwerking met andere partijen, die eveneens cliënt zijn van zijn kantoor, schuldig maakt aan bedreiging en/of afpersing.

 

VERWEER

4.                 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende

            aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1             Verweerder heeft gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van enig belang. Het kantoor van verweerder heeft nooit iets met klaagster te maken gehad. Verweerder heeft gesteld dat hij begin 2008 met de heer I. en zijn vennootschappen I. BV en T. BV in contact is gekomen via een bestaande cliënt van zijn kantoor, de heer S. I BV zou een exclusieve licentieovereenkomst gaan sluiten met T. BV, als octrooihouder, op basis waarvan I. B.V. een grote, internationale onderneming zou gaan opzetten. Met beide is afgesproken dat het kantoor van verweerder een rol als intermediair zou vervullen bij het zoeken naar geschikte advocatenkantoren in verband met juridische vragen en verzoeken van laatstgenoemde twee vennootschappen. Verweerder heeft op verzoek van de heer I. de declaraties met ingang van 13 februari 2008 gesteld op naam van T. B.V., hetgeen bij brief van 13 februari 2008 door de kantoorgenoot van verweerder, mr. S., aan de heer I. is bevestigd. Aangezien T. B.V. ingebreke bleef met betaling van declaraties zijn er diverse aanmaningsbrieven verzonden. Hierop heeft de heer IJsselstein gereageerd met een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de declaraties. Naar de mening van verweerder dient T. BV de declaraties te betalen aangezien zij de opdrachtgeefster is en I. BV geen verhaal biedt vanwege het faillissement.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2             Verweerder heeft gesteld dat zijn kantoor nooit inhoudelijk voor klaagster is opgetreden doch dat de werkzaamheden zich hebben beperkt tot de rol van intermediair. Voorts heeft verweerder gesteld dat hij aan de heer I. kenbaar heeft gemaakt, dat het kantoor na de aandelenoverdracht, die medio november 2008 zou plaatsvinden, geen werkzaamheden voor I. BV en T. B.V. meer zou verrichten. Verweerder heeft gesteld dat de mogelijke koopovereenkomst terzake van de aandelen inmiddels door hem is vernietigd wegens dwaling.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3                         Verweerder betwist dat hij alleen of in samenwerking met andere partijen zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en/of bedreiging van de heer I.             

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1             De Raad is van oordeel dat hier sprake is van een civielrechtelijke kwestie. Indien klaagster meent dat verweerder ten onrechte jegens TDC P. B.V. aanspraak maakt op betaling van declaraties dient zij zich daartegen in rechte te verweren. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van de heer I. en verweerder en bij gebrek aan schriftelijke stukken waaruit de juistheid van het standpunt van klaagster blijkt, kan door de Raad niet worden vastgesteld dat verweerder werkzaamheden voor de heer S. in privé in rekening heeft gebracht aan I. B.V. of T. B.V. of met betrekking tot zijn declaraties anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2             Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan door de Raad niet worden vastgesteld dat bij verweerder ten aanzien van klaagster sprake is van belangenverstrengeling en conflicterende belangen. Niet is gebleken dat het verweerder niet vrijstond klaagster en de heer S. beide als raadsman bij te staan. Met betrekking tot de mogelijk door verweerder gesloten koopovereenkomst betreffende aandelen I. BV is de Raad van oordeel dat het in beginsel niet verstandig is een dergelijke overeenkomst met een cliënt, met het oog op mogelijke belangenverstrengeling, te sluiten. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat deze overeenkomst niet is geëffectueerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.3             Nergens is uit gebleken en niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft bedreigd, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

 

BESLISSING

6.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klachtonderdelen a t/m c ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe vooraf gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.