Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0485

Zaaknummer

R. 3277/09.109

Inhoudsindicatie

Gedurende vele jaren (zonder ontheffing) niet voldoen aan opleidingsverplichting is klachtwaardig. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing 6 maanden.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 29 juli 2009 heeft klager ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2        Bij brief van 19 september 2009 heeft verweerder zijn standpunt ten aanzien van de klacht, onder bijvoeging van stukken, aan de Raad meegedeeld.

1.3        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 oktober 2009. Klager, is verschenen. Verweerder is verschenen, vergezeld van mr. P.A.A.M. Snoeren en S.E. van Idzinga.

 

 

FEITEN

2.1        Verweerder is sedert 6 april 1983 ingeschreven als advocaat.

2.2        Aan verweerder is, op grond van gezondheidsproblemen, door de NOVA voor het jaar 1996 ontheffing verleend op grond van de Verordening op de Permanente Opleiding. De ontheffing is verleend op 22 augustus 1997 naar aanleiding van een door verweerder ingediend bezwaar tegen een beslissing van de Algemene Raad.

2.3        Verweerder heeft in 1996 en de jaren nadien geen opleiding in de zin van de genoemde Verordening gevolgd.

2.4        Bij brief van 11 januari 2006 heeft de toenmalige Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam aan verweerder meegedeeld dat, indien hij als advocaat ingeschreven wenste te blijven, ook met een afbouwende praktijk, verweerder zou moeten voldoen aan de verordeningen van de Orde van Advocaten. Bij brief van 22 januari 2006 heeft verweerder daarop gereageerd.

2.5        Bij brief van 5 maart 2008 heeft klager verweerder, onder verwijzing naar de brief van 11 januari 2006 van zijn voorganger, verzocht binnen twee weken nadien te laten weten of verweerder de praktijk nog uitoefende en zo niet, of verweerder zou overgaan tot schrapping van de inschrijving als advocaat en procureur.

2.6        Hierna is tussen klager en verweerder gecorrespondeerd over de (niet) naleving door verweerder van de verordeningen van de Orde van Advocaten.

2.7        Bij brief van 20 februari 2009 heeft klager aan verweerder meegedeeld dat hij ambtshalve een klacht tegen verweerder zou indienen, indien verweerder zich niet op 1 juni 2009 zou hebben laten uitschrijven als advocaat.

 

KLACHT

 3.1    De klacht houdt in dat verweerder niet voldoet aan de Verordening op de Permanente Opleiding 2000.

 

 

VERWEER

4.             Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1        Op grond van artikel 46 Advocatenwet zijn de advocaten onder meer aan de tuchtrechtspraak onderworpen terzake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde.

5.2        Op grond van zijn inschrijving als advocaat is verweerder gehouden tot naleving van de Verordening op de Permanente Opleiding 2000, hierna: de Verordening, die van kracht is sinds 1 januari 2000.

Op grond van de Verordening is de advocaat verplicht elk jaar tenminste 16 opleidingspunten te behalen (artikel 3).

5.3        Tot 1 januari 2009 was het op grond van artikel 5 van de Verordening mogelijk ontheffing te verkrijgen van opleidingsverplichtingen. Per 1 januari 2009 is die mogelijkheid vervallen. Sedertdien is, blijkens de toelichting op het vervallen van artikel 5, de beoordeling van de gevallen waarin niet voldaan is aan opleidingsverplichtingen, overgelaten aan de discretionaire bevoegdheid van de plaatselijke Deken. In die toelichting is tevens uitdrukkelijk onder woorden gebracht dat de afschaffing van de ontheffingsmogelijkheid het uitgangspunt van de Verordening dient en wel dat iedere advocaat aan zijn opleidingsverplichtingen moet voldoen.

5.4        Met betrekking tot de naleving door verweerder van de verplichtingen uit de Verordening tot 1 januari 2009 blijkt uit het dossier het volgende.

Verweerder heeft, op grond van een beslissing van de Algemene Raad van 22 augustus 1997 voor het jaar 1996 ontheffing verkregen van zijn verplichting tot het behalen van opleidingspunten.

Terzake van de jaren nadien, derhalve 1997 tot en met 2008, is niet gebleken dat verweerder ontheffing heeft verkregen.

Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij met alle dekens, voorgangers van klager, heeft gesproken en dat dezen hebben beslist zoals zij hebben gedaan. Daarin ligt, ook indien wordt uitgegaan van de juistheid hiervan, niet besloten dat aan verweerder op de door de toenmalig geldende verordening voorgeschreven wijze ontheffing is verleend. Ontheffing kon slechts verleend worden door de Algemene Raad en voor het lopende jaar. Niet gesteld of gebleken is dat in enig jaar na 1996 door de Algemene Raad ontheffing is verleend.

5.5        Als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist staat vast dat verweerder tot (in de loop van) 2009 geen opleidingspunten in de zin van de Verordening heeft behaald.

Verweerder heeft ter zitting omstandig betoogd dat hij geen cursussen volgt, maar wel bijdragen levert aan de advocatuur. Verweerder heeft onder meer aangegeven dat hij veel doceert en artikelen schrijft.

Dit leidt echter niet tot het verkrijgen van opleidingspunten.

5.6        Verweerder heeft ook betoogd dat hij door zijn gehoorshandicap niet in staat is tot het volgen van cursussen omdat er nergens cursussen worden gegeven waar een ringleiding aanwezig is.

Ten aanzien van dit verweer stelt de Raad voorop dat verweerder de aard en implicaties van medische beperkingen in zijn functioneren onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd. Bovendien heeft de Raad ter zitting ervaren dat verweerder in staat is het verhandelde ter zitting te volgen, te reageren op vragen van de Raad en met de Raad in discussie te treden.

De Raad ziet hierom geen aanleiding om gevolgen te verbinden aan het verweer met betrekking tot medische beperkingen, daargelaten of dat zou kunnen of moeten leiden tot het buiten toepassing laten van de Verordening.

5.7        Verweerder heeft aangevoerd dat de Raad niet bevoegd is om in de onderhavige klachtzaak uitspraak te doen en, in de woorden van verweerder, geen rechtsmacht heeft. Verweerder heeft zijn verweer onderbouwd door aan te voeren dat artikel 46 Advocatenwet een raar en ondeugdelijk artikel is en toepassing ervan wat hem betreft in strijd is met de artikelen 6 t/m 9 van het Verdrag van Rome en protocol 1, alsmede het BUPO-verdrag en “het verdrag van de Europese Unie dat vrijheid van beroepsuitoefening garandeert” en voorts vanwege de “onbevoegdheid (van de Raad) tot impliciete beperking van beroepsuitoefening en inbreuk op wetten en verdragen op gebied van discriminatie”.

5.8        De Raad verwerpt dit verweer op grond van hetgeen reeds is overwogen onder nummer 5.1. Zolang verweerder is ingeschreven als advocaat is hij aan de tuchtrechtspraak onderworpen.

5.9        Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

 

MAATREGEL

6.1        Bij het bepalen van de maatregel neemt de Raad in aanmerking dat verweerder gedurende vele jaren niet heeft voldaan aan de opleidingsverplichtingen alsmede dat hij vermaningen van klager en diens ambtsvoorganger, al waren ze in respectvolle bewoordingen gesteld, in de wind heeft geslagen. Ook ter zitting heeft verweerder geen blijk gegeven voornemens te zijn over te gaan tot het volgen van de verplichte opleiding. Met betrekking tot het lopende jaar heeft verweerder slechts aangevoerd dat de klacht niet op 2009 betrekking kan hebben omdat het jaar nog niet voorbij is. Van enig voornemen om nog dit jaar met het volgen van opleiding aan te vangen heeft verweerder geen blijk gegeven.

De Raad is op grond hiervan van oordeel dat de relatief zware maatregel van voorwaardelijke schorsing passend en geboden is.

 

BESLISSING

7.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klacht gegrond;

-               legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden, met bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder tijdens een proeftijd van twee jaar de verplichtingen uit hoofde van Verordening op de Permanente Opleiding 2000 niet naleeft.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. N.J. van der Giessen, mr. A.A.J. Maat en mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 7 december 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.