Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-09-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0039

Zaaknummer

H 47 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tussen klager en verweerder is een verschil van mening ontstaan over de aanpak van de kwestie; klager wilde een hoger beroepsprocedure voortzetten, verweerder vond dit niet verstandig en wilde de procedure niet voor klager voeren.

Inhoudsindicatie

Niet gebleken is dat er een onzorgvuldige afweging ten grondslag ligt aan dit negatieve advies. Verwerder handelde niet onbetamelijk. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

 

 

 

 

H 47-2009

 

BESLISSING

 

Van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch op 13 juli 2009 inzake de klacht van ,

verder “klager”,

 

tegen:

verder: “verweerder”.

 

Verloop van de klachtprocedure

Bij schrijven van 20 februari 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovengemelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in voormelde brief.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier op 21 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 29 juni 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Ter mondelinge behandeling was verweerder aanwezig.

 

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klachtprocedure van belang

Begin juni 2008 is verweerder benaderd door een jurist die klager had ingeschakeld. Het betrof een langlopend geschil ontstaan in december 2001, waar al diverse advocaten zijdens klager bij betrokken waren geweest.

 

Toen verweerder werd benaderd door de door klager ingeschakelde jurist, was er een appelprocedure aanhangig bij het Gerechtshof te Den Haag, waar op 5 juni 2008 namens klager een memorie van grieven diende te worden genomen.

 

Nadat de eerste bespreking had plaatsgevonden en nadat verweerder de stukken in de kwestie had bestudeerd, ontstond tussen klager en verweerder een verschil van mening over de aanpak van de zaak. Hierdoor was klager uiteindelijk gedwongen om de kwestie met           te schikken.

 

Op 22 juni 2008 heeft klager een klacht ingediend bij de deken van de orde van advocaten te Den Bosch. Deze heeft op 15 juli 2008 en op 5 februari 2009 een dekenstandpunt gegeven waarmee klager zich niet kon verenigen, zodat klager op 19 februari 2009 de Deken verzocht heeft om het dossier door te sturen naar de raad van discipline.

 

 

Inhoud van de klacht

In een hoger beroepprocedure tegen                heeft verweerder de belangen van klager onzorgvuldig behartigd.

 

Standpunt van klager

Rond 2 juni 2008 heeft klager zich tot verweerder gewend en hem verzocht een memorie van grieven in te dienen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage. Uit de stukken bleek dat de memorie van grieven uiterlijk op 5 juni 2008 moest worden genomen. Het ging in die zaak om een autodiefstal. Klager stelt dat verweerder heeft aangegeven wel mogelijkheden te zien in zijn zaak. Aanvankelijk vond hij het voor een kansrijk hoger beroep wel noodzakelijk dat er een verklaring kwam van de dievegge. Later bleek die verklaring weer niet nodig te zijn. Op 4 juni 2008 had klager een afspraak met verweerder voor het maken van een plan van aanpak. Toen bleek dat verweerder het hoger beroep toch niet meer zag zitten. Klager stelt dat verweerder op 2 juni 2008 contact heeft gehad met de raadsman van               en met nog twee andere bij de zaak betrokken advocaten zonder medeweten van klager. Klager vermoedt dat verweerder zich onder druk heeft laten zetten door zowel de raadsman van                   als die van de dievegge. Klager vindt het vreemd dat verweerder ineens wees op het belang van de verklaring terwijl dat eerder niet strikt noodzakelijk zou zijn. Later vernam klager dat verweerder op 9 juni 2008 op vakantie zou gaan; hij heeftklager nog voorgesteld  om een andere advocaat in de arm te nemen, maar dat was, gezien het korte tijdsbestek voor het hoger beroep niet meer mogelijk.

 

Er kon niet meer tijdig een memorie van grieven worden ingediend, omdat verder uitstel niet meer werd verleend. Klager was daardoor gedwongen om tegen de zin in de zaak te schikken met Door de schikking heeft klager een bedrag van € 75.000 moeten prijsgeven.

Klager houdt verweerder voor deze schade aansprakelijk.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder is het niet eens met klager. Verweerder vindt dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij wijst erop dat hij in eerste instantie niet is benaderd door klager, maar door een door klager ingeschakelde jurist. De zaak liep al lang en voorhem waren er al diverse advocaten mee bezig geweest. Verweerder stelt dat hij pas op 2 juni 2008 de belangrijkste stukken van de zaak ontving en uiterlijk 5 juni 2008 moesten de gronden van het hoger beroep worden ingediend. De zaak stond  ambtshalve peremptoir: de wederpartij zou niet meer instemmen met een nader uitstel.

 

Op 2 juni vond een bespreking plaats met de juridisch adviseur van klager. Verweerder stelt dat hij toen meteen twijfels heeft geuit over de haalbaarheid van het hoger beroep. Nadere studie van het dossier was nodig en dus ook nader uitstel voor de memorie van grieven. Verweerder heeft op 2 juni 2008 aan de juridisch adviseur van klager laten weten dat een hoger beroep moest worden afgeraden omdat het niet kansrijk was. Het was beter om een schikking met de tegenpartij te treffen. In een gesprek van 4 juni 2008 heeft verweerder klager zelf ingelicht over zijn twijfels over de haalbaarheid van het hoger beroep en heeft hij klager geadviseerd om de zaak te schikken. Verweerder heeft klager toen medegedeeld dat klager, als hij wel de procedure in hoger beroep wilde voortzetten, klager naar een andere advocaat moest gaan. Verweerder heeft bewerkstelligd dat klager voor het indienen van de memorie van grieven nog veertien dagen uitstel kreeg.

 

Vervolgens heeft verweerder klager geadviseerd om te proberen meer te halen uit het schikkingsvoorstel. Verweerder is van mening dat het aan klager zelf te wijten is dat het hoger beroep niet is doorgezet. Als klager meteen een nieuwe advocaat had ingeschakeld was klager niet in deze situatie geraakt. Verweerder stelt dat hij eerlijk en zorgvuldig heeft geadviseerd en wijst de klachten dan ook van de hand.

 

 

Beoordeling van de klacht

Het is de raad gebleken dat tussen klager en verweerder een verschil van mening is ontstaan over de aanpak van de kwestie. Klager wilde de hoger beroepsprocedure voortzetten, maar verweerder vond dit niet verstandig en wilde de procedure niet voor klager voeren.

 

Het staat een advocaat vrij om te bepalen hoe hij een juridisch geschil behandelt.  Het spreekt voor zich dat een advocaat de belangen van zijn cliënt naar beste kunnen en optimaal  moet dienen en wel in overleg met de cliënt.

 

Hoewel het begrijpelijk is dat het advies van verweerder voor klager met betrekking tot de kansen van het hoger beroep teleurstellend is geweest, betekent dit niet dat het verweerder te verwijten valt dat hij de juridische positie van klager in een hoger beroepsprocedure als niet kansrijk heeft beoordeeld. Het is de raad niet gebleken dat verweerder de dossiers niet goedheeft bestudeerd en dat er geen zorgvuldige overweging ten grondslag ligt aan dit negatieve advies. De stelling van klager dat verweerder zou zijn bezweken voor de druk van de advocaat van de tegenpartij is niet komen vast te staan.

 

De raad voegt eraan toe dat door de raad niet beoordeeld wordt of de handelswijze van de advocaat inhoudelijk juist was, maar of hij in redelijkheid kon komen tot het handelen zoals hij deed en er geen sprake was van een kennelijk onjuiste behartiging van de belangen van zijn cliënt.

 

De raad is op basis van de naar voren gebrachte feiten van oordeel dat verweerder handelde als een behoorlijk advocaat betaamt. De raad overweegt derhalve dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld.

 

BESLISSING.

 

De raad verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: Mr P.M. Knaapen (voorzitter), Mr I.E.M. Sutorius, Mr M.B.Ph. Geeraedts, Mr L.R.G.M. Spronken, Mr P.J.W.M. Theunissen (leden), alsmede Mr P. Beens (plaatsvervangend griffier) d.d. 21 september 2009.

Mr P. Beens                   Mr  P.M. Knaapen

Griffier                            voorzitter

_______________        _______________

 

Verzonden op:  22 september 2009

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.