Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0058

Zaaknummer

5354

Inhoudsindicatie

Declareren in letselschadezaak naast voorwaardelijke toevoeging.

Uitspraak

 

         

31 augustus 2009

No.  5354

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 3 november 2008, onder nummer H124-2007, aan partijen toegezonden op 3 november 2008, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de onderdelen a, c t/m g ongegrond zijn verklaard, onderdeel b gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 2 december 2008 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van verweerder.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 mei 2009, waar klager, vergezeld van zijn gemachtigde X, en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. Y, zijn verschenen.

3. De klacht

  De klacht houdt het volgende in:

a. Verweerder heeft in strijd met artikel 2 van de Boekhoudverordering en hetgeen een advocaat betaamt, binnen zijn kantoor niet een zodanige goede financiële administratie gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen kunnen worden vastgesteld.

b. Verweerder heeft in strijd met de wettelijke regels en met de gedragsregels bij klager honoraria in rekening gebracht terwijl hij in de letselschadezaak reeds voorwaardelijk was toegevoegd.

c. Verweerder heeft in strijd met hetgeen een advocaat betaamt, zonder schriftelijke toestemming vooraf te vragen, eigenmachtig door zijn stichting derdengelden voor klager ontvangen verzekeringsgelden verrekend met de volgens verweerder ten laste van klager openstaande nota’s en het restant contant uitbetaald.

d. Verweerder heeft in strijd met hetgeen van een advocaat mag worden verwacht dor hem ontvangen bedragen niet onverwijld afgedragen aan klager, maar van het in totaal ontvangen bedrag van (€ 3.063,02 plus € 4.000,--) €7.063,02 een bedrag van € 2.000,-- uitbetaald. Verweerder meent dat hij op 22 augustus 2005 € 2.599,77 zou hebben uitbetaald en op 23 augustus 2005 € 2.500,--, waarvoor hij niets anders kan aanleveren dan een tweetal (kopieën van) door hem uitgeschreven kwitanties, waaronder zeker niet de handtekening van klager staat.

e. Verweerder heeft in strijd met hetgeen een advocaat betaamt bij de wederpartij van klager in augustus 2005 de indruk gewekt en laten voortbestaan dat een slotbetaling van € 4.000,-- van de wederpartij zou worden aanvaard door klager als ter finale wijting. Met die wederpartij wordt hier feitelijk bedoeld de namens de wederpartij optredende verzekeringsmaatschappij.

f. In strijd met het bepaalde in of de geest van Gedragsregel 27 lid 7 heeft verweerder het laten gebeuren dat klager op zeer intimiderende wijze werd benaderd namens hem door een incassobureau wegens een nog niet in rechte vastgestelde vordering. In strijd hiermee heeft hij klager onder druk gezet en twee maal € 25,-- laten betalen.

g. verweerder heeft er blijk van gegeven en geeft er nog immer blijk van , de ernst van zijn tekortkomingen als hierboven opgesomd niet in te zien. Integendeel, verweerder laat zich in woord en geschrift neerbuigend en bevoogdend uit tegenover klager en diens raadsman. Tevens neemt verweerder geen verantwoordelijkheid oor het bovenstaande, maar probeert hij zich ten onrechte te verschuilden achter de accountant, de voormalige stagiaire en het incassobureau alsmede achter de cliënt.

 Aldus heeft verweerder de goede naam van en het vertouwen in de advocatuur alsmede de belangen van klager geschaad.

4. De feiten

 De raad heeft vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 3 november 2008.