Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0805

Zaaknummer

08-092U

Inhoudsindicatie

Klager heeft verzet aangetekend tegen een voorzittersbeslissing waarbij zijn klacht dat verweerder in een erfeniskwestie onjuiste informatie aan de rechter verstrekt heeft, ongegrond is verklaard. Zijn verzet houdt in dat de voorzitter onvoldoende rekening gehouden heeft met de inhoud van de door klager overgelegde processtukken.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

                          in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 3 februari 2009

in de zaak 08-092U

_________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 18 maart 2008, door de raad ontvangen op 20 maart 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ¬¬Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 17 april 2008 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 april 2008 aan klager is verzonden.

1.3 Bij op 28 april 2008 gedateerde brief die per fax door de raad ontvangen is op 4 mei 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 14 oktober 2008 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen.

 

1.5 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennis genomen van:

(a) de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de

stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

(b) het verzet van klager bij per fax van 4 mei 2008 ontvangen brief van 28 april 2008 met bijlagen;

(c) de brieven van klager aan de raad van achtereenvolgens 22 mei 2008; 2 juni 2008; 27 september 2008 en 13 oktober 2008;

(d) de brief van verweerder aan de raad d.d. 30 september 2008.

2. Klacht; verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet, in een verzoekschrift tot het benoemen van een andere onzijdig persoon in een al lang lopende erfeniskwestie onjuiste informatie heeft verstrekt.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door onvoldoende rekening te houden met de inhoud van door klager overgelegde (proces)stukken.

3. Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daarin ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder is als advocaat opgetreden voor drie erfgenamen (twee zusters en een broer van klager) in een nalatenschapskwestie met als tegenpartij de vierde erfgenaam, zijnde klager. Het betrof de nalatenschap van de moeder van partijen, overleden op 5 oktober 1992. Omtrent de nalatenschap zijn diverse procedures gevoerd. In een van die procedures zijn partijen  ( bij vonnis van 27 juni 2001, zie pagina 43 klachtdossier) veroordeeld om mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap en is voor ieder van hen een onzijdig persoon benoemd voor het geval de betreffende erfgenaam niet zou meewerken aan de verdeling.  Namens zijn cliënten heeft verweerder in 2006 een verzoekschrift ingediend tot   benoeming van een andere onzijdig persoon in plaats van de voor klager benoemde onzijdig persoon.  De rechtbank heeft dat verzoek ingewilligd. Met behulp van deze tweede onzijdig persoon is vervolgens de boedel door de notaris verdeeld.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Klager is van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter in verzet gekomen stellende dat de (plaatsvervangend) voorzitter te weinig rekening heeft gehouden met de inhoud van in de klachtprocedure overgelegde (proces)stukken.  De raad deelt deze zienswijze van klager niet. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij namens zijn cliënten een verzoek tot benoeming van een andere onzijdig persoon heeft gedaan noch ten aanzien van de inhoud van bedoeld verzoekschrift. Van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan het verzet gegrond zou moeten worden bevonden, is niet gebleken.

4.2 Met de (plaatsvervangend) voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is en geen plaats is voor nader onderzoek naar de klacht. Het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter dat geen nieuwe gezichtspunten oplevert, moet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

de raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. H.F. Doeleman, mr. P.W.M. Huisman, mr. H.C.M.J. Karskens en mr. H.B. de Regt, leden met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2009.

 

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipli¬ne worden ingesteld.

* * * * *