Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TADRSGR:2025:24: Schorsing wegens schending vertrouwelijkheid en integriteit
Deze zaak betreft een dekenbezwaar tegen een advocaat die voornamelijk strafzaken behandelt. De deken verwijt verweerder dat hij de kernwaarden van de advocatuur heeft geschonden door vertrouwelijke informatie uit een politieverhoor te delen met een derde. Verweerder heeft met zijn handelen de georganiseerde criminaliteit informatie verschaft voor een bedrag van 500 euro. De deken is van mening dat verweerder zijn integriteit te grabbel heeft gegooid en dat verweerders handelen kan worden gekwalificeerd als verraad van het rechtsbestel. Het gaat, aldus de deken, om corruptie.
Verweerder verzoekt om de tuchtprocedure aan te houden tot na het hoger beroep in de strafzaak. Hij beroept zich op het punt dat de doorgang van de tuchtprocedure in strijd is met het recht op een eerlijk proces volgens het EHRM. Daarnaast zou het una via-beginsel ertoe moeten leiden dat deze tuchtprocedure niet werd opgestart.Volgens verweerder is zowel de strafprocedure als de tuchtprocedure gebaseerd op een ‘criminal charge’ zoals neergelegd in artikel 6 lid 3 EVRM en dat leidt tot dubbele bestraffing. De raad verwerpt echter het verzoek van verweerder om het hoger beroep in de strafzaak af te wachten, omdat volgens het nemo tenetur-beginsel niet in te zien valt dat de doorgang van de tuchtprocedure in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Daarnaast valt een tuchtprocedure niet onder de werking van artikel 6 lid 3 EVRM en kan deze niet worden aangemerkt als een ‘criminal charge'.
De raad stelt vast dat verweerder wist van de opgelegde beperkingen aan zijn cliënt en dat hij een derde heeft laten meeluisteren bij een politieverhoor.Daarmee heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid. Dit is een ernstige schending die het vertrouwen in de advocatuur aantast. De raad overweegt dat het gaat om een eenmalige misstap van geruime tijd geleden. Daarnaast heeft verweerder een blanco tuchtrechtelijk verleden en heeft hij de raad er voldoende van kunnen overtuigen dat maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn ingesteld. De raad acht een schorsing van 52 weken, waarvan 26 weken onvoorwaardelijk, daarom passend en geboden.
ECLI:NL:TAHVD:2025:15: Schorsing wegens onvoldoende informatieverstrekking en budgetbewaking
De zaak betreft een klacht tegen de voormalig eigen advocaat. Volgens klaagster heeft verweerster haar onvoldoende geïnformeerd over de processtrategie en de gevolgen van een eisvermeerdering in hoger beroep voor een mogelijke proceskostenveroordeling. Daarnaast verwijt klaagster verweerster dat zij het door de rechtsbijstandsverzekeraar beschikbaar gestelde budget niet heeft bewaakt.
Verweerster erkent dat zij klaagster niet heeft gewezen op het risico van een hogere proceskostenveroordeling door de eisvermeerdering en dat zij de strategie niet schriftelijk heeft vastgelegd. Dit nalaten acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ten aanzien van het budget oordeelt de raad dat verweerster klaagster niet tijdig heeft geïnformeerd over het verbruik van het budget en geen kopieën van declaraties heeft verstrekt. Ook heeft zij niet gewaarschuwd voor overschrijding. De raad acht dit in strijd met de kernwaarden deskundigheid en financiële integriteit.
Het hof bevestigt dat verweerster haar informatieplicht heeft geschonden. Wel houdt het hof rekening met het feit dat verweerster de gevolgen van de budgetoverschrijding heeft weggenomen door declaraties te crediteren en dat een eerdere zware maatregel inmiddels is vernietigd. Het hof wil verweerster een laatste kans geven om haar praktijk te verbeteren en legt daarom een schorsing van 13 weken op, waarvan 9 weken voorwaardelijk.
ECLI:NL:TADRARL:2025:46: Berisping wegens optreden ter zitting zonder daartoe gemachtigd te zijn en ondeskundig handelen
Klager is eerder veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan de Staat. De officier van justitie heeft ten aanzien van klager een vordering tot machtiging gijzeling ingediend bij de rechtbank. Uit de beslissing van de rechtbank blijkt dat klager, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet op de zitting is verschenen en dat verweerster als raadsvrouw aan klager is toegevoegd. Uit de beslissing van de rechtbank blijkt verder dat verweerster desgevraagd heeft verklaard dat zij zich gemachtigd voelde om namens klager het woord te voeren. Klager verwijt verweerster dat zij tijdens bovenbedoelde zitting bij de rechtbank heeft opgetreden als zijn advocaat zonder daartoe door klager te zijn gemachtigd. Ook verwijt klager verweerster dat zij in strijd met gedragsregel 12 heeft gehandeld en de belangen van klager onzorgvuldig heeft behartigd.
De raad stelt vast dat verweerster zich op bovenbedoelde zitting als gemachtigde advocaat heeft gepresenteerd, zonder daadwerkelijk door klager, aan wie zij ambtshalve was toegevoegd, maar met wie zij geen contact heeft gehad voorafgaand aan de zitting, te zijn gemachtigd. Een advocaat kan echter alleen als hij door zijn cliënt bepaaldelijk is gemachtigd, op een zitting verklaren dat hij gemachtigd is en namens die cliënt het woord mag voeren. De raad stelt verder vast dat verweerster heeft nagelaten een aanhoudingsverzoek te doen, terwijl dat in deze zaak naar het oordeel van de raad wel had gemoeten. Wanneer een advocaat niet gemachtigd is, mag deze wel een verzoek tot aanhouding van de zitting doen met een beroep op het aanwezigheidsrecht van de verdachte of de veroordeelde.
Het handelen van verweerster is naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met de kernwaarde deskundigheid. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden acht de raad de oplegging van een berisping passend en geboden.
ECLI:NL:TAHVD:2025:30: Berisping wegens onvoldoende inzichtelijke declaraties
Deze zaak betreft een klacht tegen de eigen advocaat. Klager verwijt verweerder onder meer ondeugdelijke declaraties, contante betalingen van meer dan 5.000 euro te aanvaarden, dreigen met beslaglegging en gebrekkige advisering.
De raad heeft de klacht deels gegrond, deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard en heeft een berisping opgelegd. Het klachtonderdeel over ondeugdelijke declaraties heeft de raad ongegrond verklaard, wegens onvoldoende bewijs uit het dossier. Klager is in beroep gegaan.
Het hof verklaart het klachtonderdeel over ondeugdelijke declaraties alsnog gegrond. Verweerder heeft zijn facturen onvoldoende gespecificeerd en nagelaten inzicht te geven in de verrichte werkzaamheden, de toegepaste verdeelsleutel en de procedures waarop de declaraties betrekking hadden. Ook heeft verweerder contante betalingen niet zichtbaar verantwoord en geen kwitanties verstrekt. Daarmee heeft verweerder niet zorgvuldig gehandeld in financiële aangelegenheden. De overige beroepsgronden slagen niet. Het hof ziet geen aanleiding om de reeds opgelegde maatregel van een berisping te verzwaren en bekrachtigt de beslissing van de raad op dit punt.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)
1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt
2. Eigen advocaat
-
Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden
Verweerster heeft zich op een zitting als gemachtigde advocaat gepresenteerd, zonder daadwerkelijk door klager, aan wie zij ambtshalve was toegevoegd, maar met wie zij geen contact heeft gehad voorafgaand aan de zitting, te zijn gemachtigd. Ook heeft zij nagelaten om een aanhoudingsverzoek te doen, terwijl dat in deze zaak wel had gemoeten. Verweerster heeft hiermee gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet en met de kernwaarde deskundigheid. Hoewel het positief is dat verweerster stelt dat zij lering uit deze zaak...
2025-02-10
(Zaaknummer: 24-548/AL/GLD, ECLI:NL:TADRARL:2025:46, TR-2025-0129) -
Hof van Discipline
Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft klaagster onvoldoende geïnformeerd over de processtrategie en over de gevolgen van een eisvermeerdering in hoger beroep voor een mogelijke proceskostenveroordeling. Ook heeft verweerster het budget, dat de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster ter beschikking had gesteld, onvoldoende bewaakt. De raad heeft de klacht op deze punten gegrond geoordeeld met oplegging van een onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken. Het hof bekrachtigt de beslissing inhoudelijk, maar matigt de maatregel tot een schorsing van 13 weken waarvan 9 voorwaardelijk.
2025-01-31
(Zaaknummer: 240197, ECLI:NL:TAHVD:2025:15, TR-2025-0085)
