Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TAHVD:2025:3: Schorsing vanwege niet adequate bijstand en communicatie en frustreren dekenonderzoek naar de klacht
Deze zaken betreffen een klacht tegen de eigen advocaat en een dekenbezwaar. Klager is door verweerder bijgestaan in het verhaal van schade aan zijn motor. Klager verwijt verweerder dat hij op gebrekkige wijze uitvoering heeft gegeven aan die opdracht en dat hij niet adequaat heeft gecommuniceerd. De klacht en het optreden van verweerder in de klachtprocedure hebben de deken aanleiding gegeven een dekenbezwaar in te dienen. Volgens de deken handelt verweerder in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet en gedragsregel 29 door niet te reageren op e-mails, terugbelverzoeken en inlichtingenverzoeken van zowel klager als de deken. Verweerders handelen en nalaten raakt volgens de deken ook aan de kernwaarde integriteit.
De raad heeft de klacht en het dekenbezwaar gegrond verklaard. Volgens de raad is verweerder ernstig tekortgeschoten in zijn dienstverlening aan klager. In de bijna drie jaar waarin verweerder klager bijstand heeft verleend, heeft hij slechts één sommatiebrief aan de wederpartij gestuurd en heeft hij een conceptdagvaarding opgesteld. Verweerder heeft klager al die tijd aan het lijntje gehouden en is herhaaldelijk zijn beloftes aan klager niet nagekomen. De raad is met de deken van oordeel dat verweerders houding tijdens het dekenonderzoek naar de klacht in strijd is met gedragsregel 29, artikel 46 van de Advocatenwet en de kernwaarde integriteit. Door zijn houding heeft verweerder niet alleen een adequaat en efficiënt tuchtrechtelijk onderzoek onmogelijk gemaakt, maar bovendien het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht. Gelet op eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen is de raad van oordeel dat potentiële, toekomstige cliënten van verweerder een ernstig risico lopen dat hun belangen worden geschaad als verweerder hen als advocaat bijstaat. De raad oordeelt daarom dat voorkomen moet worden dat verweerder, die zichzelf reeds heeft laten uitschrijven van het tableau, terugkeert in de advocatuur en heeft de maatregel van schrapping opgelegd.
Verweerder heeft zijn hoger beroep met name gericht tegen de opgelegde maatregel van schrapping, maar heeft ook bezwaren gericht tegen de gegrondverklaring van de klacht en het dekenbezwaar. Het hof ziet geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht en het dekenbezwaar te komen dan de raad. Het hof is echter met verweerder van oordeel dat een en ander minder zwaar aan verweerder moet worden aangerekend dan de raad heeft gedaan, gelet op de persoonlijke (medische) omstandigheden van verweerder en zijn verklaringen ter zitting. Het hof vernietigt in zoverre de beslissing van de raad en legt aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken op. Het hof legt verweerder diezelfde dag in een andere klachtzaak en dekenbezwaar ook een onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken op, zodat verweerder in totaal voor de duur van 52 weken zal worden geschorst op het moment dat hij weer zou worden toegelaten als advocaat.
ECLI:NL:TADRAMS:2025:3: Waarschuwing wegens onzorgvuldige stellige uitlatingen
Deze zaak betreft een klacht van klager tegen de advocaat van zijn ex-echtgenote in een familierechtelijke procedure over wijziging van alimentatie. Klager betoogt dat verweerder tijdens de zitting bij het hof op stellige toon beschuldigingen over hem heeft geuit, zonder dat daarvoor voldoende feitelijke onderbouwing bestond.
De raad overweegt dat een advocaat - ook ten aanzien van de wederpartij - in beginsel ruime vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen (artikel 10a van de Advocatenwet). Maar die vrijheid houdt op wanneer uitlatingen onnodig grievend zijn of feitelijkheden worden geponeerd zonder voldoende onderzoek of bewijs. In familierechtelijke kwesties wordt van de advocaat extra terughoudendheid en aandacht voor de verhoudingen tussen partijen verwacht, mede vanwege de betrokken belangen.
De raad constateert dat verweerder de beschuldigingen in de zitting als zekere feiten heeft gepresenteerd, zonder nuance of indicatie dat het om vermoedens ging, terwijl niet is gebleken dat hij de bewering feitelijk had geverifieerd. Daarmee heeft hij gedragsregel 8 (geen feiten plegen voor te stellen als zeker zonder grond) en gedragsregel 7 (zich niet onnodig grievend uitlaten) geschonden. Bovendien had hij meer oog moeten hebben voor escalatie tussen de ex-partners. De klacht wordt gegrond verklaard en verweerder krijgt als maatregel een waarschuwing opgelegd.
ECLI:NL:TADRAMS:2024:223: Waarschuwing wegens schending gedragsregel 27 – confraternele vertrouwelijkheid
Deze zaak betreft een klacht jegens de advocaat van de wederpartij, die een universiteit bijstond in een arbeidsrechtelijk geschil over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van klager. De klacht houdt in dat verweerder zich tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof heeft uitgelaten over de inhoud van tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen, zonder toestemming van klagers, en daarmee gedragsregel 27 heeft geschonden.
De raad stelt voorop dat een advocaat niets uit schikkingsonderhandelingen aan de rechter mag meedelen zonder uitdrukkelijke toestemming van de wederpartij of tussenkomst van de deken. Alleen het noemen van het bestaan van onderhandelingen is toegestaan: de inhoud, voorwaarden of voorstellen mogen niet worden prijsgegeven.
Volgens de raad blijkt uit het proces-verbaal van de zitting en de bevestigende e-mail van de wederpartij dat verweerder tijdens de mondelinge behandeling wel degelijk informatie over de inhoud van de onderhandelingen heeft gedeeld. Daarmee heeft hij de grenzen van gedragsregel 27 overschreden. Dat verweerder dit deed om zijn procespositie te verduidelijken of te reageren op opmerkingen van de wederpartij, doet daar niet aan af. Van een ervaren advocaat mocht worden verwacht dat hij deze regel zou respecteren, juist in een publiek en juridisch gevoelig geschil.
De raad verklaart dat de klacht gegrond is en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.
ECLI:NL:TADRAMS:2025:2: Schrapping op grond van het niet meer duurzaam en stelselmatig uitoefenen van het beroep van advocaat
In deze zaak staat centraal een verzoek van de voorzitter van de raad van de Orde van Advocaten in het betreffende arrondissement tot schrapping van een advocaat op grond van artikel 8e van de Advocatenwet.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat voldaan is aan de in voormeld wetsartikel en de toelichting daarop gestelde voorwaarden tot schrapping. Verweerder oefende ten tijde van de indiening van het verzoek door persoonlijke omstandigheden die leidden tot volledige arbeidsongeschiktheid al meer dan een jaar niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. Verweerder is daarnaast onbereikbaar en heeft sinds enkele maanden feitelijk geen kantoor meer.
De raad oordeelt dat voldaan is aan de in artikel 8e van de Advocatenwet en de toelichting daarop gestelde voorwaarden tot schrapping, zoals door verzoeker is toegelicht en uit de weergegeven feiten volgt. Ook voor de raad is verweerder onbereikbaar gebleken; verweerder heeft niet op berichten van de raad gereageerd en is zonder voorafgaand bericht niet op zitting verschenen.
Gelet op deze omstandigheden wordt het verzoek toegewezen. De raad schrapt verweerder van het tableau op grond van artikel 8e van de Advocatenwet.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)