Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TADRARL:2024:270: Schorsing wegens slechte praktijkvoering en te late zending van processtukken
 Deze zaak betreft een klacht tegen de eigen advocaat wegens de kwaliteit van zijn dienstverlening. De raad heeft een advocaat een voorwaardelijke schorsing van acht weken opgelegd vanwege gebrekkige dienstverlening in een erfrechtzaak. Verweerder had belangrijke processtukken pas zes dagen voor de zitting aan klager doorgestuurd, waardoor er geen aanvullende stukken meer konden worden ingediend. De raad is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid is van verweerder om het processtuk zo spoedig mogelijk na ontvangst aan klager door te zenden en om actief naar bepaalde/ontbrekende stukken te vragen of deze op te stellen.  
Ook had verweerder nagelaten om uitstel te vragen of zich tijdig aan de zaak te onttrekken, ondanks signalen dat de voorbereiding niet op orde was. De raad oordeelde dat verweerder hiermee niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht en dat levert een schending op van de kernwaarde deskundigheid.
De raad acht het handelen van verweerder ernstig genoeg voor een tuchtrechtelijke maatregel. Verweerder toonde weinig zelfinzicht en had geen serieuze poging gedaan om de situatie te herstellen. De klacht is deels gegrond verklaard en verweerder werd een voorwaardelijke schorsing van acht weken opgelegd.
ECLI:NL:TADRARL:2024:279: Waarschuwing wegens te lange doorlooptijd als vereffenaar
 Verweerder is door de rechtbank benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van de vader van klaagster. Klaagster verwijt verweerder dat hij vertragingen heeft laten ontstaan, niet of niet tijdig heeft gereageerd op berichten van klaagster en dat hij zijn werk als vereffenaar inhoudelijk niet goed heeft verricht. 
Verweerder erkent dat het tempo in het werk te laag heeft gelegen. Op meerdere momenten hebben er persoonlijke omstandigheden gespeeld en daarvan heeft hij klaagster op de hoogte gesteld. Ook heeft verweerder klaagster meermaals zijn verontschuldigingen aangeboden voor de lange doorlooptijd, welke excuses door klaagster zijn aanvaard. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij zich er hoe dan ook voor schaamt dat hij te weinig voortvarend de vereffening heeft aangepakt.
De raad oordeelt dat verweerder in de hoedanigheid van vereffenaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij gedurende een lange periode geen actie heeft ondernomen en omdat hij niet tijdig op berichten van klaagster heeft gereageerd. De overige klachtonderdelen, die zien op het inhoudelijke werk van verweerder, worden ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De raad houdt in het voordeel van verweerder rekening met de proceshouding van verweerder. Gelet op de ernst en de aard van het handelen is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.
ECLI:NL:TADRSGR:2024:196: Schorsing wegens schending van financiële integriteit door het vragen van een fors voorschot terwijl dit niet kon worden terugbetaald
 Deze zaak betreft een klacht over de eigen advocaat in een letselschadezaak. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar een fors voorschot heeft laten betalen, terwijl hij wist dat hij vanwege de slechte financiële staat van zijn praktijk dit bedrag niet kon terugbetalen. Ook verwijt klaagster verweerder dat hij geen enkele vorm van werkzaamheden meer heeft uitgevoerd na het ontvangen van het voorschot en dat hij onvoldoende heeft gecommuniceerd. 
De raad stelt vast dat verweerders praktijk al enige tijd in financieel zwaar weer verkeerde. De raad is van oordeel dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door een voorschot te vragen terwijl hij wist dat het voor hem niet mogelijk zou zijn om tot terugbetaling over te gaan. Anders dan klaagster stelt, heeft verweerder na de erkenning van de aansprakelijkheid wel een aantal werkzaamheden voor klaagster verricht. Het verwijt dat verweerder geen enkele vorm van werkzaamheden heeft verricht, is volgens de raad dan ook niet terecht. De raad stelt verder vast dat verweerder klaagster (te) lang in het ongewisse heeft gelaten.
De raad concludeert dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit en dat hij onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd. De klacht is deels gegrond verklaard. Hoewel verweerder een zeer beperkt tuchtrechtelijk verleden heeft, is de raad van oordeel dat gezien de ernst van het handelen een forse maatregel nodig is. Aan verweerder wordt een schorsing van vier weken opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij het voorschot aan klaagster terugbetaalt.
ECLI:NL:TADRARL:2024:284: Schorsing op grond van structureel onvermogen tot praktijkvoering wegens persoonlijke en gezondheidsproblemen
 In deze zaak staat een verzoek van de deken centraal tot schorsing van een advocaat op grond van artikel 60b van de Advocatenwet, vanwege diens gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden, die volgens de raad het voeren van een behoorlijke praktijk onmogelijk maken. 
De raad oordeelt dat verweerder niet in staat is om aan zijn wettelijke en gedragsrechtelijke verplichtingen te voldoen, onder meer doordat hij langdurig verzuimt essentiële administratieve en praktijkgerelateerde verplichtingen na te komen. Verweerder heeft erkend dat zijn gezondheid en privésituatie hem beletten behoorlijk praktijk te voeren; de raad acht het daarom niet verantwoord hem nog langer gelegenheid te geven om verbeteringen aan te brengen. Op basis van de feiten en de toelichting door de deken, alsmede de door verweerder ingebrachte stukken, stelt de raad vast dat directe schorsing noodzakelijk is.
Gelet op het geheel ziet de raad aanleiding om verweerder met onmiddellijke ingang en voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk als advocaat. Verweerder kan, zodra zijn situatie het toelaat, een verzoek tot opheffing van de schorsing indienen.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)
