Naar boven ↑

Update

Nummer 1, 2024
Uitspraken van 01-05-2023 tot 3 januari 2024

Hierbij ontvangt u de eerste editie van de nieuwsbrief in 2024, waarin vier uitspraken zijn opgenomen.

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRARL:2023:290: zich rechtstreeks tot wederpartij richten terwijl bekend was dat deze een advocaat heeft, levert een waarschuwing op
In deze zaak verwijten klagers verweerder onder meer dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25, door zich zonder tussenkomt van klagers advocaat met hen in verbinding te stellen en een dagvaarding toe te sturen zonder gelijktijdige verzending van een afschrift van de dagvaarding van hun advocaat. Hun advocaat had geen toestemming gegeven om rechtstreeks met klagers in verbinding te treden. Verweerder betwist dat hij in strijd met gedragsregel 25 heeft gehandeld, nu in dit geval lid 2 van gedragsregel 25 van toepassing is. De dagvaarding is namelijk een uitzondering op de regel van lid 1 (een aanzegging met rechtsgevolg), waardoor niet kan worden gezegd dat hij zich met de klagers in verbinding heeft gesteld zonder tussenkomst van hun advocaat. Klagers advocaat had ook niet ondubbelzinnig aangegeven dat hij klagers ook in geval van een eventuele procedure zou blijven bijstaan, althans dat was hem niet bekend. Bovendien had de advocaat van klagers hem niet uitdrukkelijk verzocht alle contacten via hem te laten verlopen.
De raad overweegt dat op grond van gedragsregel 25 lid 2 een dagvaarding slechts rechtstreeks aan een partij betekend mag worden, wanneer een afschrift hiervan gelijktijdig aan diens advocaat wordt verstuurd. Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder zonder meer op de hoogte was van het feit dat klagers door een advocaat werden bijgestaan. De advocaat van klagers heeft zich bij e-mail namens klagers gesteld en nadien is alle correspondentie via de advocaten verlopen.
Anders dan verweerder stelt, hoefde de advocaat van klagers niet ook nog mee te delen dat hij klagers zou blijven bijstaan in een eventuele procedure. Dat spreekt naar het oordeel van de raad voor zich.
De raad acht verweerders handelwijze gelet op deze omstandigheden in strijd met gedragsregel 25 lid 2 en daarmee op grond van artikel 46 van de Advocatenwet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
De raad legt een waarschuwing op.

ECLI:NL:TADRARL:2023:193: het niet goed vastleggen van afspraken kan een gegronde tuchtklacht opleveren
In deze zaak verwijt klaagster de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld door (onder meer) na te laten en te weigeren haar op de hoogte te houden van de te volgen strategie en inzicht te geven van de door haar gewerkte uren in het dossier.
De raad wijst op gedragsregel 16 die bepaalt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Gedragsregel 17 lid 2 bepaalt verder dat een advocaat er zorg voor draagt dat bij het aanvaarden van de opdracht duidelijke afspraken zijn gemaakt over zijn honorarium, de doorbelasting van kosten en de wijze van declareren.
Gelet op deze gedragsregels wordt van een advocaat verwacht dat hij ter voorkoming van een misverstand, onzekerheid of geschil zijn advies ten aanzien van de te volgen strategie, de proceskansen en kostenrisico’s schriftelijk vastlegt.
Naar het oordeel van de raad blijkt uit dit dossier niet dat verweerster klaagster hierover voldoende schriftelijk heeft geïnformeerd, terwijl dat gelet op de aard van de zaak en de uitdrukkelijke wensen van klaagster over de aanpak van de zaak wel noodzakelijk was geweest. De advocaat had onder meer aan klaagster kunnen uitleggen welke strategie in haar ogen de beste was en waarom zij gehouden was om regelmatig met de wederpartij contact te hebben.
Verder is uit de correspondentie tussen klaagster en de advocaat niet gebleken dat deze advocaat klaagster regelmatig op de hoogte heeft gehouden van het aantal uren dat zij aan de zaak had besteed, hoewel klaagster haar daar wel naar had gevraagd. Mede gezien het door verweerster (uit coulance) wisselend gehanteerde uurtarief, was het voor klaagster niet inzichtelijk welke kosten gemoeid waren met de voortdurende bijstand van verweerster. Verweerster heeft aangevoerd dat zij klaagster wél regelmatig mondeling heeft geïnformeerd, maar omdat verweerster heeft nagelaten dit schriftelijk vast te leggen, kan de raad niet vaststellen of en in hoeverre verweerster klaagster hierover voldoende heeft geïnformeerd. Dit is een omstandigheid die voor risico van verweerster komt. Dit wordt de advocaat tuchtrechtelijk verweten en er wordt een waarschuwing opgelegd.

ECLI:NL:TADRARL:2023:196: het delen en gebruikmaken van medische informatie en het medische dossier levert een berisping op
Volgens klager zou verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door gegevens uit het medisch dossier van klager te delen met zijn cliënt en gegevens uit dat dossier te gebruiken in een andere procedure dan waarvoor deze gegevens van het UWV waren verkregen. Daarnaast zou verweerder het medisch dossier van klager zonder zijn toestemming hebben gestuurd aan een voor klager onbekende bedrijfsarts.
De raad oordeelt dat de advocaat in het algemeen niet behoeft af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wél moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Een advocaat moet bij het doen van uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht nemen. Bij de beantwoording van de vraag of de noodzaak of relevantie bestaat om medische gegevens te gebruiken heeft de advocaat een eigen verantwoordelijkheid en dient hij een eigen afweging te maken, mede rekening houdend met de belangen van klager om niet nodeloos te worden geschaad door overlegging van die medische gegevens. Deze afweging kan achteraf door de tuchtrechter worden getoetst. Indien en voor zover het in het geding brengen van medische gegevens noodzakelijk en dus toelaatbaar is, behoeft daarvoor geen voorafgaand overleg te worden gevoerd met de wederpartij en is evenmin toestemming noodzakelijk van degene wiens medische gegevens het betreft.
De raad is van oordeel dat, gelet op de informatie die al bekend was bij de werkgever, verweerder de noodzaak van het citeren uit het medisch dossier heeft miskend, althans niet heeft aangetoond dat die informatie in deze zaak cruciaal was. Niet valt in te zien hoe het al dan niet delen van dit stukje informatie voor het standpunt van de werkgever in de procedure iets zou hebben uitgemaakt. Door die informatie tóch te gebruiken heeft verweerder te lichtvaardig gehandeld.
Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. Ook stelt de raad vast dat het medisch dossier van klager zonder zijn toestemming is gedeeld met een derde. Daarmee is niet de zorgvuldigheid betracht die een advocaat betaamt.
De raad legt hier de maatregel van berisping op.

ECLI:NL:TADRAMS:2023:132: uit de inrichting van een declaratie moet blijken wie de cliënt is, welke werkzaamheden voor die cliënt zijn verricht en op welke grond de declaratie aan een derde is gericht
In deze zaak wordt verweerder onder meer verweten klachtwaardig te hebben gehandeld door declaraties (achteraf) op naam te stellen van klaagster, werkzaamheden te verrichten voor klaagster zonder dat daar een rechtsgeldige opdracht aan ten grondslag ligt en kosten in rekening te brengen bij klaagster, terwijl deze kosten in feite voor rekening van de cliënte van verweerder zouden moeten komen.
De raad overweegt dat als uitgangspunt geldt dat een declaratie op naam moet staan van de cliënt ten behoeve van wie de werkzaamheden zijn verricht. Wanneer de cliënt en een derde een advocaat verzoeken om de declaratie te richten aan de derde, dan dient de declaratie nog steeds op naam van de cliënt gesteld te worden. Desgewenst kan deze wel ‘ter attentie’ of ‘per adres’ van de derde aan de derde verzonden worden. Uit de inrichting van de declaratie moet blijken wie de cliënt is, welke werkzaamheden voor die cliënt zijn verricht en op welke grond de declaratie aan de derde is gericht.
Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn toelichting voldoende onderbouwd dat hij bij aanvang van zijn werkzaamheden zowel klaagster als zijn (andere) cliënte als zijn cliënten mocht beschouwen. Toen hem gaandeweg duidelijk werd dat zijn werkzaamheden met name gericht waren op de belangen van klaagster heeft verweerder op eigen initiatief zijn declaraties aan zijn (andere) cliënte gecrediteerd en op naam van klaagster gesteld.
Hoewel de raad van oordeel is dat verweerder dit eerder had kunnen doen, heeft verweerder met zijn handelwijze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat was anders geweest wanneer hij had meegewerkt aan het verzoek om declaraties op naam te zetten van een vennootschap die niets met deze kwestie te maken heeft, maar daarvan is geen sprake.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij

7. Financiële aangelegenheden