Rechtspraak
Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Samenhang met 22-985/DB/OB. Handelen in strijd met gedragsregel 18 lid 2 en de kernwaarde (financiële) integriteit. De raad verklaart zich onbevoegd voor zover het dekenbezwaar strafrechtelijke kwalificaties bevat. Voor het overige is de raad wel bevoegd en verklaart de raad het dekenbezwaar gegrond. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder mevrouw P-C op toevoegingsbasis bijstond, dat mevrouw P-C in dat verband een eigen bijdrage van € 984,00 aan verweerder heeft voldaan, dat verweerder daarnaast aan mevrouw P-C declaraties heeft gestuurd ter zake honorarium, dat verweerder betalingen tot een totaalbedrag van € 8.137,03 van mevrouw P-C in ontvangst heeft genomen en dat hij deze gelden, ondanks herhaalde verzoeken van mevrouw P-C, niet aan haar heeft terugbetaald en langdurig onder zich heeft gehouden. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat naar het oordeel van de raad vast dat verweerder gedurende het dekenale onderzoek niet alleen onwaarheid heeft gesproken over de gang van zaken rondom het verzenden van declaraties aan mevrouw P-C - zulks met het kennelijke doel zijn verweer tegen de klacht over overtreding van gedragsregel 18 lid 2 handen en voeten te geven - maar ook declaraties aan de deken heeft toegestuurd, die niet de originele declaraties waren, maar door verweerder zelf aangepaste versies daarvan. Ondanks de uitdrukkelijke betwisting van mevrouw P-C dat de door verweerder overgelegde declaraties de originele declaraties betroffen is verweerder tegenover mevrouw P-C, de deken en vervolgens ook ten overstaan van de tuchtrechter in strijd met de waarheid blijven volhouden dat de door hem overgelegde declaraties de originele declaraties waren. Verweerder heeft daarnaast mevrouw P-C ten onrechte ervan beschuldigd dat zij de declaraties in haar voordeel had bewerkt en heeft zelfs aangifte gedaan tegen mevrouw P-C wegens valsheid in geschrifte en het doen van valse aangifte. Het handelen van verweerder is in ernstige mate tuchtrechtelijk verwijtbaar. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden: Schrapping