Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht over de eigen advocaat + dekenbezwaar. Schrapping + kostenveroordeling. Verweerder heeft ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door bijna drie jaar lang klaagster als collega-advocaat aan het lijntje te houden en ondanks een veelvoud van herhaalde verzoeken van klaagster, haar geen verrekeningsvoorstel te doen en niet tot betaling van haar declaratie over te gaan. Wanneer verweerder door de deken op zijn handelwijze wordt aangesproken, getuigt zijn reactie van een ongepaste achteloosheid voor zijn gedragingen. Op de verzoeken van de deken om een toelichting op de klacht, heeft verweerder niet inhoudelijk gereageerd maar volstaan met een reactie waaruit zijn onbegrip voor het tuchtrechtelijk onderzoek van de deken bleek. Met zijn houding jegens de deken heeft verweerder gedragsregel 29 veronachtzaamd. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij adequaat en voortvarend reageert op verzoeken van collega-advocaten en dat hij naar behoren meewerkt aan tuchtrechtelijk onderzoek van de deken. De raad acht verweerders handelen en nalaten in strijd met de kernwaarde integriteit. Verder speelt een rol dat deze klacht en het dekenbezwaar niet op zichzelf staan. De raad doet heden ook uitspraak in een andere klachtzaak en dekenbezwaar (met kenmerken 23-544/A/A en 23-547/A/A/D). In die klachtzaak oordeelt de raad dat verweerder ernstig tekortgeschoten is in zijn dienstverlening aan klager door hem bijna drie jaar lang aan het lijntje te houden en niet adequaat te reageren op 17 verzoeken van klager om hem een update te geven over zijn zaak. In het dekenbezwaar oordeelt raad dat verweerder door voortdurend niet tijdig en niet adequaat te reageren op verzoeken van de deken, gedragsregel 29 heeft geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad herkent in de vier zaken waarin vandaag uitspraak wordt gedaan een patroon, waarbij verweerder voortdurend nalaat adequaat te reageren op e-mails en verzoeken die hij als advocaat ontvangt. De vier zaken tezamen leiden de raad tot de conclusie dat verweerder geen overzicht heeft over zijn praktijkvoering, zaken door elkaar haalt, nalaat te reageren op redelijke verzoeken en geen werkzaamheden verricht, waar hij dat wel zou moeten. Ook is van belang dat verweerder al een aantal ernstige tuchtrechtelijke maatregelen (een schorsing van twaalf weken waarvan zes voorwaardelijk en een berisping met voorwaardelijke boete) opgelegd heeft gekregen, die onherroepelijk zijn geworden. De raad ziet dat na al deze serieuze waarschuwingen geen verbetering in het handelen van verweerder is opgetreden. Potentiƫle, toekomstige cliƫnten van verweerder lopen een ernstig risico dat hun belangen worden geschaad als verweerder hen als advocaat bijstaat. Voorkomen moet worden dat verweerder terugkeert in de advocatuur en daarom is de maatregel van schrapping met kostenveroordeling opgelegd.