Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar (en op de zitting ingetrokken 60b-verzoek, omdat verweerder zich net voor de zitting heeft uitgeschreven als advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder na het kantoorbezoek in april 2022 niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen aan de deken telkens niet nagekomen. Daardoor en door zich vanaf enig moment bovendien voor de deken onbereikbaar te houden, heeft hij de deken op ernstige wijze gefrustreerd in haar toezichthoudende taak (gedragsregel 29). Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet). De raad maakt zich ernstig zorgen over de financiële situatie en in het bijzonder over de financiële integriteit van verweerder die veel schulden heeft en daarover in procedures is verwikkeld. Verweerder heeft daarover geen openheid willen geven aan de deken. Deze ernstige feiten, in combinatie met de de eerdere tuchtrechtelijke uitspraken over verweerder die ook met financiële tekortkomingen van zijn kant te maken hebben, rechtvaardigt nu de maatregel van schrapping.