Rechtspraak
Raadsbeslissing. Dekenbezwaar. Verwijten van de deken dat (A) bij gelegenheid van het kantoorbezoek door de Unit FTA op 10 oktober 2022 is gebleken dat in de door de Unit FTA onderzochte periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022: (1) verweerder in strijd heeft gehandeld met diverse bepalingen van de Wwft; (2) verweerders kantoororganisatie niet heeft voldaan aan hetgeen van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht en cliënten gebrekkig werden geïnformeerd; (3)verweerder in strijd heeft gehandeld met de regelgeving omtrent derdengelden en dat (B) verweerder heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden en gedragsregel 2 door via CdeL B.V. te participeren in X B.V. en Y B.V. en tegelijkertijd voor deze partijen als advocaat op te treden door de aandeelhoudersovereenkomst op te stellen gegrond. Voor het onder (A) gegrond bevonden verwijt acht de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, passend. Voor wat betreft het onder (B) gegrond bevonden verwijt legt de raad gelet op de samenhang met de klacht in klachtzaak 23-336/DB/LI, waarin door de raad bij gelijktijdige beslissing aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, wordt opgelegd, geen maatregel aan verweerder op.