Rechtspraak
Klacht over advocaat van de wederpartij. Het verwijt dat verweerder op 27 mei en 7 juni 2022 in opdracht van zijn cliënt de heer S vanuit de derdengeldenrekening van zijn kantoor twee donaties heeft overgemaakt van (beide keren) een bedrag van € 50.000,-- aan de beheerder van de websites Onrecht.nl en Omrecht.nl, die als doelstelling had om publiekelijk de goede naam en reputatie van klaagster zwart te maken, is ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder ten tijde van die overboekingen wist of behoorde te weten dat de donaties waren bestemd voor het genereren van negatieve publicaties over klaagster op de websites Onrecht.nl en Omrecht.nl. Het verwijt dat verweerder tussen 26 en 28 juni 2022 in opdracht van zijn cliënt de heer S een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt naar (de onderneming van) zijn voormalig cliënt de heer M, die op zijn beurt dit bedrag heeft overgemaakt aan de beheerder van de websites Onrecht.nl en Omrecht.nl, die als doelstelling had om publiekelijk de goede naam en reputatie van klaagster zwart te maken, is gegrond, omdat verweerder, anders dan ten tijde van het verrichten van de eerste twee overboekingen eind mei/begin juni, ten tijde van de betaling van de derde donatie naar het oordeel van de raad bekend mocht worden verondersteld met een verband tussen de donaties en de negatieve publicaties over klaagster. Ter zake het verwijt dat verweerder ter zitting van 24 juni 2022 heeft gelogen tegen de Voorzieningenrechter en tegen klaagster door meermalen te verklaren dat zijn cliënt de heer S geen enkele betrokkenheid had bij de tientallen negatieve en bedreigende publicaties over klaagster op de websites Onrecht.nl en Omrecht.nl, terwijl verweerder op dat moment al via zijn derdengeldenrekening twee donaties van € 50.000,-- aan de beheerder van de websites had overgemaakt, oordeelt de raad dat het op verweerders weg had gelegen om S nader te bevragen en nader onderzoek te doen naar de juistheid van de stelling van S dat hij geen enkele betrokkenheid had bij de negatieve publicaties over klaagster. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft zonder nader onderzoek naar de juistheid van de stellingen van S genoegen genomen met diens stellige ontkenning. Naar het oordeel van de raad stond het verweerder dan ook niet vrij om op 24 juni 2022 ter zitting ten overstaan van de voorzieningenrechter iedere betrokkenheid van S te betwisten. Ofschoon dit alles naar het oordeel van de raad niet maakt dat verweerder kan worden verweten bewust tegen de Voorzieningenrechter te hebben gelogen, is de raad van oordeel dat verweerder met zijn optreden ter zitting van 24 juni 2022 wel de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden en dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft volstrekt onvoldoende invulling gegeven aan zijn onafhankelijke positie als advocaat en heeft zich onvoldoende dominus litis getoond. Met het handelen van verweerder is het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen daarom de oplegging van een zware maatregel. Bij de bepaling van de op te leggen maatregel weegt de raad de specifieke omstandigheden van deze klachtzaak en het feit dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld mee. De raad acht in dezen een schorsing voor de duur van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, passend en geboden.