Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht van (voormalig) advocaat tegen (voormalig) deken. De raad heeft de klacht van klager in alle drie de onderdelen ongegrond verklaard. Het hof onderschrijft de door de raad aangelegde toetsingsmaatstaf en de overwegingen. Geen van de uitvoerige beroepsgronden, noch de daarop gegeven toelichting, noopt het hof om de overwegingen van de raad voor onjuist te houden.

Anders dan de raad oordeelt het hof evenwel dat de conclusie die uit de overwegingen van de raad moet worden getrokken is dat de klachten 1 en 2 gegrond moeten worden verklaard. Het optreden door een deken als belangenbehartiger van een advocaat in een individuele klachtzaak, ook al is die advocaat een voormalig deken, staat op gespannen voet met overige bij de deken belegde rollen in het rechtsbestel, kan daardoor het vertrouwen in de advocatuur schaden en dient daarom te worden vermeden.

Deze gegrondverklaring brengt naar het oordeel van het hof echter niet mee dat een maatregel moet worden opgelegd. Het hof sluit de ogen niet voor het feit dat verweerder heeft gehandeld in overeenstemming met hetgeen op het moment van zijn handelen bestendig gebruik was bij lokale dekens. Dat het hof deze praktijk, op basis van voortschrijdend inzicht, eerst alleen als onwenselijk, maar inmiddels als onbetamelijk kwalificeert, hoeft niet ten nadele van verweerder uit te vallen. Gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de raad.