Naar boven ↑

Rechtspraak

Raadsbeslissing. Klacht over verweerders die als advocaten een feitenonderzoek hebben verricht en bijbehorend rapport hebben opgesteld is niet-ontvankelijk. Klager had het betreffende rapport van 23 november 2014 sinds oktober 2015 in zijn bezit. In oktober 2015 had klager op basis van de informatie waarover hij via zijn toenmalige advocaat beschikte in combinatie met de inhoud van het rapport al kunnen beoordelen of verweerders volgens hem als onafhankelijk onderzoekers zijn opgetreden bij het opstellen van het rapport, of verweerders in dat rapport een verkeerd beeld van de gang van zaken hadden geschetst, of verweerders hem in het kader van hun onderzoek niet hadden gehoord en of verweerders onjuistheden/onvolledigheden in het rapport hadden vermeld. Dat klager nog geen juridische duiding aan het rapport kon geven, doet daar niet aan af. De informatie waar klager later, in 2018 en 2019, nog kennis van heeft genomen, was niet noodzakelijk om in oktober 2015 een klacht over verweerders te kunnen formuleren. Klager had zijn klacht over het handelen dan wel nalaten van verweerders dan ook uiterlijk in oktober 2018 bij de deken moeten indienen. Klager heeft hiermee echter gewacht tot 22 mei 2019 en toen was de vervaltermijn van drie jaar als bedoeld in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet al verlopen. De uitzonderingsgrond van artikel 46g lid 2 Advocatenwet is hier niet van toepassing en het is ook overigens niet gebleken dat sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding toelaatbaar (verschoonbaar) zou kunnen worden geacht.