Naar boven ↑

Rechtspraak

Vast staat dat klaagster voormalige cliënte van verweerder is geweest in verschillende kwesties, waaronder in het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding van klaagster en haar toenmalige man. Klaagster en haar ex-man hadden tijdens hun huwelijk een commanditaire vennootschap. Na ontbinding daarvan na hun echtscheiding is verweerder alleen de ex-man gaan bijstaan in een aantal civiele procedures van andere vennoten tegen de ex-echtelieden. Verweerder heeft klaagster daarin onder meer aangewezen als de verantwoordelijke persoon voor de fouten in de administratie van de cv en heeft haar ook in vrijwaring opgeroepen. In een andere procedure van de ex-man tegen de heer Van S, tot teruggave van goederen van de ontbonden cv, liepen de belangen van klaagster en de ex-man evenmin parallel. Klaagster heeft aan verweerder geen toestemming gegeven om in die zaken tegen haar op te treden. Verweerder had zich op grond van gedragsregel 15 lid 2 dan ook moeten onttrekken als advocaat van de ex-man, nu aan de in het derde lid genoemde uitzonderingsvoorwaarden niet is voldaan. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 15 en met de kernwaarde partijdigheid. Daarnaast was sprake van onvoldoende professionele distantie naar beide (ex)cliënten met wie verweerder jarenlang een hechte vriendschappelijke relatie had. De raad houdt ook rekening met het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, waaronder twee eerdere (on)voorwaardelijke schorsingen, en legt hem een onvoorwaardelijke schorsing voor 4 weken op.