Naar boven ↑

Rechtspraak

Raadsbeslissing. Klacht heeft betrekking op de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat in de periode tussen 2004 en 2018. De klachtonderdelen die betrekking hebben op gedragingen die vallen in de periode buiten de driejaarstermijn van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet, zijn niet-ontvankelijk wegens het tijdsverloop. Klagers stelling dat hij tot het moment dat hij zijn gemachtigde om advies had gevraagd niet bekend was met de gedragsregels waaraan een advocaat zich behoort te houden, kan niet gelden als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 46 lid 2 Advocatenwet op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Voor zover klager verweerder verwijt dat hij weigert hem het volledige procesdossier te verstrekken, acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond. Verweerder heeft aangegeven het volledige dossier op een USB-stick te hebben gezet en aan klager te hebben verstrekt. Klager heeft onvoldoende concreet gemaakt welke stukken en correspondentie hij dan nog specifiek wenste te ontvangen.  Voor zover klager bedoelt dat onderdeel van het procesdossier ook betreffen de stukken van de procedures die zijn gevoerd in 2001 en 2007 is de raad van oordeel dat de bewaarplicht voor deze stukken ruimschoots is verstreken.