Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar. Verweerster heeft in strijd met inhoud en strekking van de artikelen 6.10 en 6.11 Voda en de kernwaarde integriteit  gehandeld door aan haar levenspartner een geheimhoudernummer ter beschikking te stellen en te laten gebruiken. Hierdoor is het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Onderdeel 1 van het dekenbezwaar is derhalve gegrond. Op grond van de stukken, het verhandelde ter zitting en de vaststaande feiten is de raad van oordeel dat verweerster de op haar rustende geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De raad stelt voorop dat het enkele feit dat verweersters levenspartner haar regelmatig naar zittingen en afspraken brengt, niet maakt dat hij gerekend kan worden tot de medewerkers of het personeel van verweerster in de zin van artikel 11a lid 1 Advocatenwet.  Een cliënt dient  erop te kunnen vertrouwen dat de gegevens die hij/zij in vertrouwen aan zijn/haar advocaat ter beschikking stelt, niet ter kennis van derden worden gebracht. Uit hetgeen verweerster in de stukken en ter zitting heeft verklaard blijkt dat de praktische inrichting van haar kantoor zodanig is dat zij die vertrouwelijkheid niet kan waarborgen. Dat is in strijd met de op verweerster rustende geheimhoudingsplicht. Dat verweerster haar levenspartner een geheimhoudingsverklaring heeft laten ondertekenen maakt dit niet anders. Immers, de cliënten van verweerster  moeten er op kunnen rekenen dat de zaken die zij met verweerster bespreken, niet ter kennis komen van derden en dus ook niet van haar levenspartner. Ook onderdeel 2 van het dekenbezwaar is derhalve gegrond. Voorwaardelijke schorsing van drie weken. Proceskostenveroordeling.