Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen eigen advocaat en dekenbezwaar. Zaak hangt samen met een klacht tegen de vader van klager. (kenmerk: 20-370/AL/GLD en 20-382/AL/GLD). De raad laat in het midden in hoeverre in de periode waarin de gedragsregels 1992 van toepassing waren van verweerder in tuchtrechtelijke zin verwacht kon worden dat hij periodiek aan klager had gedeclareerd. Verweerder heeft wel tuchtrechtelijk verwijtbaar nagelaten zijn declaraties deugdelijk te specificeren. Advocaat heeft excessief gedeclareerd en in strijd met de gedragsregels zonder voorafgaand overleg met de deken conservatoir beslag gelegd. Verweerder is tuchtrechtelijk verwijtbaar tekort geschoten in zijn informatieplicht jegens verweerder omtrent de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. In de behandelde zaak was geld te verwachten dus op zich is begrijpelijk dat er gesproken is over de mogelijkheid dat klager de kosten zou moeten betalen maar advocaat had klager wel juist en volledig over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand moeten informeren. Hij kon niet volstaan met vastlegging dat klager van die mogelijkheid afzag. Verweerder heeft een garantstelling opgesteld voor de betaling door klager van declaraties van zijn vader. In regel 28 lid 1 gedragsregels 1992 is opgenomen dat het een advocaat niet geoorloofd is voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken. Dat overleg heeft niet plaatsgevonden. Advocaat heeft de kernwaarden van financiƫle integriteit en onafhankelijkheid bij diverse handelingen en gedurende een periode van meerdere jaren onvoldoende in acht genomen. Gezien de inhoud van zijn verweer heeft de advocaat zijn wijze van handelen kennelijk zelf niet als onjuist beschouwd. Onvoorwaardelijke schorsing van 2 x 12 weken.