Naar boven ↑

Rechtspraak

Afwijzing wrakingsverzoek. Het hof is van oordeel dat verzoeker zijn verzoek tot wraking van verweerders te laat heeft gedaan. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek met betrekking tot gebeurtenissen ter zitting van 21 augustus 2020 immers pas eerst op 1 september ingediend. Verzoeker heeft daarover verklaard dat hij alles moest laten bezinken en dat hij zo ontdaan was dat hij niet in staat was een en ander op papier te zetten. Van een professionele rechtsbijstandverlener als verzoeker, die sinds 2006 advocaat is, mag echter worden verwacht dat hij, zoals de wet voorschrijft, het wrakingsmiddel terstond inzet wanneer de redengevende feiten of omstandigheden om te wraken zich voordoen. Hieraan kan weliswaar nog een korte periode voor reflectie worden toegevoegd, maar het hof acht elf dagen daarvoor een te lange periode. Uit het wrakingsverzoek, alsook uit het proces-verbaal van de zitting van 21 augustus 2020, blijkt immers dat verzoeker al op de zitting het gevoel had dat er niet naar hem werd geluisterd, dat er werd gedaan alsof hij een opzettelijke leugenaar zou zijn en dat hij geen eerlijke behandeling van zijn zaak kreeg. Daar had hij op dat moment, of kort daarna, naar kunnen handelen. Aan een inhoudelijke beoordeling van de wrakingsgronden komt de wrakingskamer om die reden niet toe.