Naar boven ↑

Rechtspraak

In totaal vijf wrakingsverzoeken achtereen,  alle gebaseerd op het uitgangspunt dat advocaten op grond van artikel 10a, eerste lid, onder b, van de Advocatenwet, verplicht partijdig zijn bij de behartiging van de belangen van cliënten, waaruit verzoeker afleidt dat advocaten daardoor niet onpartijdig als lid van het hof kunnen optreden. Het hof gaat uitgebreid in op wetgeving, jurisprudentie en achtergrond van het instituut wraking. Verzoeker kan niet alle advocaatleden van het hof in het algemeen wraken en evenmin op grond van dit uitgangspunt (individueel) iedere advocaat die deel uitmaakt van de wrakingskamer of een kroonlid, die toestaat dat een advocaat deel uitmaakt van de wrakingskamer. De overige tegen de individuele advocaatleden gerichte wrakingsgronden leveren evenmin zwaarwegende aanwijzingen op voor vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees dienaangaande. De wrakingsverzoeken worden buiten behandeling gesteld dan wel afgewezen. Een volgend wrakingsverzoek wordt niet in behandeling genomen.