Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen openbaarmaking op internet

Nu het komende art. 8a Adv.w. niet verwijst naar artikel 8 lid 1 onder i, moet worden aangenomen dat de secretaris van de algemene raad niet aan een ieder inzage zal geven in de niet-geanonimiseerde uitspraak. De hiervoor genoemde ‘link’ tussen de (naam van de) advocaat en zijn antecedenten op de site van de orde en de gronden voor de maatregel op tuchtrecht.nl wordt, zo lijkt het, niet gelegd. De door de raad bevolen openbaarmaking gaat in zoverre dus verder dan in het wetsvoorstel voorzien.

Het hof is van oordeel dat, gelet op de genoemde terughoudendheid die moet worden betracht, niet behoort te worden vooruitgelopen op de voorziening die in genoemd wetsvoorstel wordt beoogd, in het bijzonder niet door een vorm van ‘naming en shaming’ op een andere, en verdergaande wijze dan die waarin het wetsvoorstel voorziet. 

Daarnaast moet in aanmerking worden genomen dat het wetsvoorstel voorziet in een speciaal register, waarborgen ter controle op de naleving van de openbaarmaking en een overeenstemming met de bepalingen van de Wet op de bescherming persoonsgegevens, welke aspecten mogelijk ontbreken bij publicatie op het internet. Het hof merkt hierbij in het bijzonder op dat de site www.tuchtrecht.nl niet wordt beheerd door de raden of het hof, noch door de Nederlandse orde van advocaten. 

Ten slotte wordt in overweging genomen dat het wetsvoorstel berust op een democratisch gemaakte afweging van alle aspecten van de openbaarmaking, die bij de bevolen openbaarmaking ontbreekt. 

De omstandigheid dat openbaarmaking van medisch tuchtrechtelijke uitspraken al is ingevoerd (artikel 12 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg -Wet BIG – schrijft slechts voor de ‘aard van het vergrijp‘ te vermelden; niet de integrale tekst van de beslissing van de tuchtrechter) en dat er communis opinio lijkt te bestaan over de regeling ten behoeve van het advocatentuchtrecht, rechtvaardigt niet om op de nieuwe wet vooruit te lopen en in het bijzonder rechtvaardigt dat niet de wijze van publicatie als door de raad bevolen.