Naar boven ↑

Rechtspraak

Raad onpartijdig ook met deelname beroepsgenoten

In het aanvullend beroepschrift en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben klagers aangevoerd dat advocaten ten onrechte, immers in strijd met het EVRM en het BuPo-Verdrag, ook lid kunnen zijn van een rechterlijk college als de raad. Klagers noemen artikel 47 van het Handvest Europese Grondrechten (effectieve rechtsbescherming). Zij dringen aan op het stellen van prejudiciële vragen. 

Nog daargelaten dat het EVRM en het BuPo geen prejudiciële procedures kennen, wijst het hof dit verzoek af, omdat het hof in vaste jurisprudentie (HvD 15 juni 1992, nr. 1624, HvD 11 april 2003, nr. 3712 en HvD 14 mei 2012, 6296) op grond van een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaken Engel (8 juni 1976), Le Compte e.a. (23 juni 1981 en 10 februari 1983), De Cubber (26 oktober 1984) en Weber (22 mei 1990) reeds heeft overwogen en beslist dat de gewenste deskundigheid bij de behandeling rechtvaardigt dat de colleges ten dele zijn samengesteld uit beroepsgenoten, en dat zodanige samenstelling onvoldoende grond is voor de veronderstelling dat dit afbreuk zou doen aan de onpartijdigheid van de colleges, en dat de wijze van benoeming (bij wet geregeld) en de regeling van incompatibiliteiten voldoende waarborgen biedt voor onafhankelijkheid van de leden. Vgl. HvD 26 augustus 2016, zaaknummer 150158.

(HvD 28 augustus 2017, 170107 en 170108)