Naar boven ↑

Rechtspraak

Derdengeldrekening gebruikt voor betalen alimentatie

Art. 1.1 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) bepaalt dat onder derdengelden moet worden verstaan: gelden die een relatie hebben met de dienst die door de advocaat wordt verleend. Volgens de Toelichting op artikel 1.1 van de Voda moet er een duidelijke relatie zijn met de dienstverlening van de advocaat. Volgens de Toelichting op artikel 6.19 van de Voda is het niet toegestaan derdengelden in opdracht van de cliënt te gebruiken voor het betalen van bijvoorbeeld vorderingen van derden op de cliënt, het zogenaamde bankieren met de derdenrekening.

In dit geval heeft verweerder gedurende een reeks van jaren en tot geruime tijd nadat het Gerechtshof over de kinderalimentatie uitspraak had gedaan, een vordering wegens kinderalimentatie op zijn cliënt via zijn, verweerders, derdenrekening aan de rechthebbende voldaan. (…) Het hof deelt het oordeel van de raad dat de handelwijze van verweerder niet in overeenstemming is met de Voda en evenmin met de hieraan voorafgaande Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi). Gesteld noch gebleken is dat het verband met de alimentatiezaak waarin verweerder voor de betrokkene optrad, na verloop van deze lange tijd (vanaf 2002) nog steeds aanwezig was. De redenen die door verweerder zijn aangevoerd om de alimentatiebetalingen via de derdenrekening van verweerder te laten lopen in plaats van dat betrokkende zelf de alimentatiebetalingen aan de gerechtigde zou voldoen, zijn niet zodanig klemmend dat dit een handelen in strijd met de Voda rechtvaardigt.

Op grond van art. 46 Adv.w. zijn advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen, onder meer terzake van inbreuken op de verordeningen (…). Advocaten worden geacht de inhoud, de bedoeling en de reikwijdte van de Verordeningen (…) te kennen. Art. 46 Adv.w. eist voor een tuchtrechtelijk ingrijpen niet dat de advocaat de inbreuk met opzet heeft gepleegd. De enkele inbreuk is daarvoor voldoende. Daaruit vloeit voort dat de raad ten onrechte de eis van opzet heeft gesteld. De tegen dit oordeel van de raad gerichte grief treft daarom doel. 

Nu het hof oordeelt dat verweerder inbreuk heeft gemaakt op de Voda, door gedurende geruime tijd zijn derdenrekening te gebruiken voor alimentatiebetalingen van een cliënt aan de gerechtigde, is het hierop betrekking hebbende bezwaar van de deken gegrond. (geen maatregel)