Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen derdengeldrekening en veel andere onvolkomenheden

Het hof stelt voorop dat is komen vast te staan dat de administratie en boekhouding van verweerder niet op orde waren. Verweerder heeft geen complete zakenlijst kunnen tonen en uit de boekhouding, die zich niet op zijn kantoor bevond, konden op geen enkele wijze de rechten en verplichtingen worden vastgesteld. Eind 2010 kon de jaarrekening over 2009 nog niet aan de deken worden getoond. Verweerder had geen eigen Stichting Derdengelden en geen derdengeldrekening en maakte geen gebruik van de derdengeldrekening van zijn patroon, maar hij ontving gelden die bestemd waren voor cliënten op zijn eigen bankrekening(en), die hij ook gebruikte voor zijn hotel, waarna hij uit contant geld dat hij van verschillende rekeningen opnam zijn cliënten uitbetaalde, van welke betalingen verweerder slechts enkele kwitanties kon tonen. De opnamen van contant geld van verschillende rekeningen kunnen echter op geen stukken na gerelateerd worden aan de bedragen die hij voor zijn cliënten ontving. Verweerder heeft, zoals blijkt uit het door hem overgelegde rapport van Bakker, ook een keer een rekening voor een cliënte aan derden betaald, waarmee hij het aan haar verschuldigde bedrag dan weer deels verrekende. Dit alles is volstrekt in strijd met de voorschriften van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Het verweer dat verweerder aanvankelijk niet wist dat uitkeringen van het COA voor cliënten “derdengelden” waren is gelet op verweerders ervaring als bankier en de door hem gevolgde beroepsopleiding advocatuur ongeloofwaardig en neemt het verwijt en de overtreding ook niet weg. Ook het verweer dat verweerder geen gebruik mocht of kon maken van de derdengeldrekening van zijn patroon, wat daarvan ook zij, disculpeert verweerder niet. Verweerder heeft daarin immers een eigen verantwoordelijkheid. (schrapping)