Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen algemeen verbod of algemene toelaatbaarheid. Afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.

(…) stelt het hof voorop dat de Gedragsregels 1992 geen verbod of instructie geeft aan de advocaat in een echtscheidingsprocedure om de kinderen van partijen te horen. Het komt aldus aan op het antwoord op de vraag of de advocaat, door met een kind van partijen in gesprek te gaan, heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt, art. 46 Adv.w. Het antwoord op die vraag hangt af van alle omstandigheden van het geval en is in het bijzonder niet (alleen) afhankelijk van de verblijfplaats van het kind, of onder wiens gezag het kind staat of van de toestemming van (één van) de ouders. (…) volstaat een beroep op de vrijheid van handelen die een advocaat heeft in relatie tot de wederpartij, niet. De advocaat van één van de echtgenoten dient grote terughoudendheid te betrachten reeds vanwege de precaire situatie die vaak aan een echtscheiding eigen is en omdat het kind niet ‘een speelbal’ tussen partijen (en hun advocaat) mag worden. Van de advocaat moet dan worden verlangd zich in beginsel te onthouden van het zelf zoeken van contact met het kind of van het zoeken van contact op aandringen van zijn cliënt, zowel mondeling als schriftelijk, en zich in het bijzonder te onthouden van contacten die de minderjarige zoekt op aandringen van de cliënt van de advocaat. In het onderhavige geval staat evenwel vast dat de minderjarige eigener beweging het initiatief heeft genomen voor een gesprek met verweerster. In het onderhavige geval was de minderjarige 14 jaar en kennelijk voldoende in staat tot een redelijke waardering van haar belangen. Niet is gebleken dat haar jeugdigheid reeds voldoende grond geeft om geen (inhoudelijk) gesprek aan te gaan. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking – en ook de advocaat mag dit doen – dat, naarmate een kind ouder wordt, het ouderlijk gezag afneemt en de eigen verantwoordelijkheid van het kind toeneemt (art. 1:247 BW). Onder deze en in de vorige rechtsoverweging genoemde omstandigheden is een advocaat in beginsel niet gehouden een gesprek op verzoek van de minderjarige te weigeren of te mijden (op de enkele grond dat de ouders geen toestemming hebben verleend). Ervan mag worden uitgegaan dat de minderjarige (rechts)hulp zocht voor een voor haar prangend probleem. Zij mag dat probleem uiten. Het belang van de minderjarige kan dan meebrengen dat de advocaat de minderjarige aanhoort. Klager heeft ook erkend, wat toentertijd uiteraard bekend was, dat hij een moeizame relatie met zijn oudste dochter had. Het van tevoren toestemming vragen ligt dan niet in de rede. Als het tot een gesprek komt, kan van de advocaat worden verwacht de minderjarige te begeleiden naar derden, die hulp kunnen bieden, en zo terughoudend als mogelijk inhoudelijk te adviseren. Het innemen van een standpunt over een tussen de ouders aan de orde zijnde kwestie dient zo veel mogelijk te worden vermeden. Niet gebleken is dat verweerster zich in dit opzicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. De minderjarige gaf aan niet langer bij haar vader (klager) te willen wonen, maar wel bij haar moeder (voor wie verweerster optrad). Het getuigt van betamelijk handelen de minderjarige dan te verwijzen (zoals klager zelf ook aangeeft). Dat is kennelijk ook gebeurd (verwijzing naar de kinder- en jongerenrechtswinkel). Klager heeft zich er niet over beklaagd dat in dit onderhoud tussen verweerster en de minderjarige kwesties aan de orde zijn gekomen, die niet aan de orde behoorden te komen.