Naar boven ↑

Rechtspraak

Verzoek vergoeding werkelijke reiskosten afgewezen

Nu in beide instanties de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd, is verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, en artikel 48, zesde lid (thans artikel 48ac) Advocatenwet terecht door de raad veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de kosten die klagers en de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, en zal verweerder ook in hoger beroep in de kosten van klager en de Nederlandse Orde van Advocaten worden veroordeeld. De kosten van klagers in hoger beroep worden vastgesteld op een bedrag van € 50,- aan reiskosten. Het hof hanteert dit bedrag als forfaitair bedrag, te vergelijken met het (civiele) liquidatietarief rechtbank en hoven. Het hof wijst daarom klagers verzoek tot vergoeding van hun werkelijke reiskosten ten bedrage van € 256,- af.