Naar boven ↑

Rechtspraak

HvD en het oordeel in civilibus

(…) heeft klager (…) aangevoerd dat de beslissing van de raad evident in strijd is met hetgeen door de voorzieningenrechter en het gerechtshof (…) is overwogen, namelijk dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de ratio van de proefplaatsingsregeling en de arbeidsrechtelijke wetgeving en dat bij de handelwijze van verweerder vraagtekens kunnen worden gesteld. Daarmee heeft verweerder, zo stelt klager, wel degelijk het vertrouwen geschaad dat in verweerder als advocaat kan worden gesteld waarbij misbruik is gemaakt van de zwakke positie van verweerder.

Het hof stelt voorop dat de tuchtrechter niet treedt in civiele geschillen en dat beslissingen daarover uitsluitend door de civiele rechter dienen te worden genomen. De civiele rechter heeft vraagtekens gesteld bij de handelwijze van verweerder en overwogen dat hij in strijd heeft gehandeld met de ratio van de proefplaatsingsregeling, maar heeft daaraan geen consequenties verbonden, nu het geschil dat aan de rechter was voorgelegd, handelde over de publicatie door klager op een website en niet over de civielrechtelijke verhouding tussen partijen.

Ook het hof kan niet anders dan constateren dat het er erg op lijkt dat verweerder en klager, door het UWV niet in kennis te stellen van het feit dat klager werkzaam was in de praktijk van verweerder, hebben gehandeld op een wijze die niet in overeenstemming is met de geldende regelgeving en dat zulks, voor wat betreft verweerder, in het algemeen een behoorlijk advocaat jegens het UWV niet betaamt.

Hiermee is evenwel nog niet gegeven dat door verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. (…). Het hof kan derhalve niet vaststellen dat verweerder jegens klager – in tuchtrechtelijke zin – misbruik heeft gemaakt van de positie van klager als werkzoekende, noch dat verweerder door zijn nalaten het UWV in kennis te stellen jegens klager onbetamelijk heeft gehandeld.