Naar boven ↑

Rechtspraak

Brief over wethouder aan gemeenteraadsleden

(…) kan niet worden gezegd dat (de cliënte van) verweerder geen enkele aanleiding had om aan te dringen om een onderzoek naar de omstandigheden waaronder het kon gebeuren dat op een stuk grond waarop een motelbestemming rustte een bungalowpark verrees en in gebruik werd genomen, en het gemeentebestuur geen stap verzette om daaraan een eind te maken, zelfs niet nadat de rechter daartoe opdracht had gegeven. Het hof beseft terdege dat het voor klager hoogst onaangenaam was dat verweerder hem in verband bracht met een mogelijke belangenverstrengeling, maar wijst erop dat het tuchtrecht er niet toe dient om advocaten te corrigeren die een brief hebben verstuurd waarin een visie wordt ontvouwd waarmee de wederpartij van hun cliënt het volledig oneens is. Zelfs als later duidelijk wordt dat die visie onjuist was, is daarmee niet gegeven dat de advocaat zich niet heeft gedragen als een behoorlijk advocaat betaamt (vergelijk HvD 29 november 2010; ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1372).

Anders dan de raad acht het hof ook de omstandigheid dat verweerder zijn e-mail naar elk van de leden van de gemeenteraad heeft gestuurd en moet hebben beseft dat de kwestie in de openbaarheid zou komen en mogelijk voor klager reputatieschade ten gevolge zou hebben geen reden om te oordelen dat verweerder de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden.