Naar boven ↑

Rechtspraak

Nietigheid uitspraak hof

De onbevoegdheid van een lid van de kamer voor het notariaat leidt niet automatisch tot ongeldigheid van de beslissing. Volgens het hof staat vast dat een van de leden van de kamer ten tijde van de procedure in eerste aanleg niet de hoedanigheid van belastinginspecteur bezat die hij op grond van de wet moest hebben om deel van die kamer te kunnen uitmaken. Het bepaalde in artikel 95 lid 1 van de Wet op het notarisambt brengt mee dat het verlies van de vereiste hoedanigheid automatisch tot verlies van het lidmaatschap van de kamer leidt. Daaruit volgt dat de beslissing van de kamer mede is genomen door een persoon die hiertoe niet bevoegd was en dat deze beslissing dus nietig is. Met verwijzing naar de uitspraak van de HR 18 november 2016 ECLI:NL:HR:2016:2607, Meavita) is het hof van oordeel dat ‘nietigheid’ in dit geval niet hetzelfde betekent als ‘non existent’. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt voor gevallen als deze mee dat de nietigheid van de beslissing van de kamer alleen kan worden ingeroepen in het kader van een daartegen openstaand rechtsmiddel en dat is (in dit geval) hoger beroep bij dit hof. Omdat een hoger beroep (ook) ertoe strekt om onregelmatigheden in de eerste aanleg te herstellen en het hof de zaak opnieuw in volle omvang behandelt, doet het hof de zaak zelf af. Voor terugverwijzing van de zaak naar de kamer zijn onvoldoende gronden gesteld of gebleken.