Naar boven ↑

Rechtspraak

Kantoor aan huis; huisrecht?

Als grief tegen de bestreden beslissing voert verweerder aan dat de deken geen recht heeft zijn huis waar hij ook kantoor houdt zonder zijn toestemming binnen te treden. De deken heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder door als kantooradres een huisadres te hebben opgegeven in strijd handelt met artikel 12 lid 1 en 2 en artikel 8 lid 1 sub d Advocatenwet. Een advocaat is verplicht kantoor te houden. Volgens de deken is het “van tweeën één”: of verweerder houdt kantoor, in welk geval hij de deken tot deze kantoorruimte moet toelaten, of hij houdt geen kantoor in welk geval hij op grond van artikel 12 lid 5 Advocatenwet volgens de daarin beschreven procedure van het tableau moet worden geschrapt. Voorts heeft de deken aangevoerd dat binnen het dekenberaad is afgesproken dat een deken altijd een kantoorbezoek brengt bij het ingaan van een schorsing.

Dat verweerder zijn toestemming heeft onthouden aan het bezoek door de deken van het in zijn woning gevestigde kantoor staat vast. Het hof volgt de deken niet in zijn benadering, die erop neerkomt dat een woning niet tevens een kantoor kan bevatten. In de huidige tijd is het combineren van werken en wonen in één pand zeker niet ongebruikelijk. Niet betwist is dat verweerder tevens woonachtig is op zijn aan de Nederlands orde van advocaten opgegeven kantooradres. Op grond van art. 12 lid 1 Gw is het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens een bijzondere wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. Uitgangspunt is namelijk dat de bevoegdheid tot het binnentreden van een woning in het kader van toezicht slechts in uitzonderingsgevallen dient te bestaan (II 1991/92, 22 539, nr. 3, blz. 3/4). De Adv.w. en de Awb bieden geen specifieke grondslag voor een dergelijk handhavend optreden. Daar staat tegenover dat het een behoorlijk advocaat niet betaamt om zich aan het toezicht door de deken op zijn praktijkuitoefening te onttrekken door zich op het huisrecht te beroepen. Een advocaat die de praktijk in zijn woning uitoefent is immers evenzeer aan het dekentoezicht onderworpen als een advocaat die elders kantoor houdt. In dit geval heeft de deken aangekondigd een kantoorbezoek te willen afleggen in het kader van de uitvoering van zijn toezichthoudende taak. De deken heeft, nadat verweerder zich in een telefoongesprek op (…) kennelijk op zijn huisrecht beriep, in de brief van (…) vrijwel gelijk gedreigd met een dekenklacht in het geval verweerder de deken niet binnen een week schriftelijk zou laten weten dat hem de deken toegang zou verschaffen tot het kantoor. Aldus heeft hij bijgedragen aan een onnodige escalatie. Denkbaar was geweest dat de deken alvorens te dreigen met een dekenklacht eerst nader aan verweerder had toegelicht waarom hij een kantoorbezoek uit hoofde van zijn toezichthoudende taak nodig vond. Vervolgens had het dan op de weg van verweerder gelegen de deken een voorstel te doen dat ertoe leidt dat de deken onverkort zijn toezichthoudende taak zou kunnen uitvoeren. Dat deze weg niet is bewandeld is in eerste instantie te wijten aan de opstelling van de deken.