Naar boven ↑

Rechtspraak

Overleg met de deken is onvoldoende voor rechtvaardiging

Aan het enkele feit dat verweerder overleg met de deken heeft gevoerd – door verweerder aangemerkt als zorgvuldig handelen – kan hij niet het recht ontlenen om het betreffende stuk zonder overleg met, laat staan instemming van klaagster over te leggen.

Ook het genoemde beroep op het belang van de cliënt vormt hier ontoereikende rechtvaardiging om Gedragsregel 15 lid 2 (21 lid 3 nieuw) te schenden. Het hof stelt daarbij voorop dat de Gedragsregel op onaanvaardbare wijze aan waarde zal inboeten indien het de advocaat steeds vrij zou staan om, naar eigen goeddunken op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van zijn cliënt meebrengt, en zelfs na bezwaar van de wederpartij, alsnog producties over te leggen. Alleen in bijzondere omstandigheden zou aan de rechter gevraagd kunnen worden het debat te heropenen (en hoor en wederhoor toe te passen) voor het indienen van nieuwe stukken. Het op voorhand toesturen van de productie zonder toestemming van de wederpartij, is zeker ongeoorloofd. 

Daarbij komt dat, toen verweerder zich op de zitting geconfronteerd zag met door de wederpartij geproduceerde stukken, hij al aan de rechter had kunnen verzoeken die buiten beschouwing te laten of hem toe te staan daarop schriftelijk te reageren na de zitting. Ook daarom bestond er geen rechtvaardiging voor een nadere reactie van verweerder na sluiting van het debat ter zitting.