Naar boven ↑

Rechtspraak

Zorgplicht bij faillissementsaanvraag

Het hof neemt tot uitgangspunt dat aan de advocaat weliswaar een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt, maar dat die vrijheid niet absoluut is. Zo mag de advocaat de belangen van de wederpartij niet onnodig schaden. De mate waarin een advocaat de belangen van de wederpartij bij zijn handelwijze dient te betrekken hangt af van alle omstandigheden van het geval, maar zal groter zijn naarmate de belangen van de wederpartij zwaarder wegen. In de hier aan de orde zijnde situatie, waarbij het faillissement van een wederpartij wordt gevraagd, dient de advocaat, om onnodige schade te voorkomen, de aanvraag met grote zorg te onderbouwen en de behandelend rechter zo volledig en zo juist mogelijk te informeren. Een ten onrechte uitgesproken faillissement kan immers, vanwege het openbare karakter, ook in de toekomst nog verregaande gevolgen voor de betrokkene hebben.

In dit licht van het zwaarwegende belang van de wederpartij dat zij niet op lichtvaardige gronden in staat van faillissement wordt verklaard, kan een advocaat, wanneer hij namens een cliënt het faillissement van diens wederpartij aanvraagt, dan ook – anders dan bij het behandelen van veel andersoortige zaken – niet afgaan op door de cliënt verschafte informatie van algemene, weinig concrete aard over de financiële gegoedheid van de wederpartij, maar dient de advocaat, bij gebreke van concrete informatie, zelfstandig te onderzoeken of hetgeen hij ter onderbouwing van zijn verzoek daaromtrent aanvoert hard te maken valt. Dit temeer omdat de rechter in faillissementsaangelegenheden slechts een summier onderzoek naar het bestaan van gestelde schulden doet. In het geval de advocaat over ontoereikende informatie beschikt mag worden verwacht dat hij afziet van indiening van de faillissementsaanvraag of deze tijdig intrekt.

(…) dat een wederpartij, een zakenman, naast het onbetaald laten van de hoofdvordering, een (hypothecaire) schuld heeft op een aan hem in eigendom toebehorende woning (die dan als steunvordering wordt gepresenteerd) zonder nadere toelichting (bijvoorbeeld over de mate waarin ‘het huis onder water staat’) ontoereikend is voor het oordeel dat de wederpartij verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, (…).