Naar boven ↑

Rechtspraak

Weigeren brief over te leggen

Het hof stelt voorop dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, meebrengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 9 lid 2). Door geen gevolg te geven aan het verzoek van klaagster de bij brief van 13 mei 2013 bedoelde stukken door te zenden aan het gerechtshof, heeft verweerder hiermee in strijd gehandeld.

Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval acht het hof echter deze handelwijze te billijken en daartoe acht het hof het volgende van belang. Verweerder was inmiddels de derde advocaat in het kader van de afwikkeling van de gevolgen van de echtscheiding en gelet op stand van de procedure in hoger beroep zou een overstap naar een volgende advocaat ook volgens klaagster bezwaarlijk zijn. In zoverre waren klaagster en verweerder tot elkaar “veroordeeld”. De deken was op de hoogte van het verschil van mening tussen klaagster en verweerder over de vraag of bepaalde stukken ingediend zouden moeten worden en zag geen aanleiding te interveniëren, hoewel op dat moment ten aanzien van de eerste klacht van klaagster over verweerder (die ook betrekking had op een verwijt van klaagster dat verweerder stukken bij het gerechtshof niet in het geding had gebracht) een tuchtrechtelijke procedure aanhangig was.