Naar boven ↑

Rechtspraak

In strafzaak

(…) dat aan de zijde van klager in de loop der jaren sprake is geweest van animositeit jegens verweerder, die door verweerder met gelijke munt is betaald. Wat het hof vooropgesteld heeft in zijn in 4.5 geciteerde overweging uit HvD 14 maart 2011, ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1432 (“Het hof stelt voorop, dat juist in strafzaken een cliënt genoodzaakt is een groot vertrouwen te stellen in zijn advocaat, omdat hij op diens rechtsbijstand is aangewezen in een voor hem bedreigende situatie. Hij moet er daarom op kunnen vertrouwen dat zijn advocaat zich jegens hem loyaal toont en dat hij zich vrijelijk tegenover zijn advocaat kan uitlaten zonder vrees dat de informatie die hij aan de advocaat toevertrouwt door deze in de openbaarheid wordt gebracht.”), blijft onverkort geldig ten aanzien van het normaaltype van de verhouding tussen raadsman en cliënt in strafzaken. Uit het voorgaande blijkt evenwel dat de verhouding tussen klager en verweerder van meet af aan niet aan dat normaaltype heeft beantwoord. Ook al verkeerde klager, als aangehouden verdachte, in een voor hem bedreigende situatie en ook al had hij zelf verweerder als raadsman gekozen, toch heeft hij verweerder van meet af aan gewantrouwd, ofschoon van goede grond voor wantrouwen niet is gebleken.