Naar boven ↑

Rechtspraak

Afzien van hoger beroep

Het hof overweegt als volgt. Nu klager zich slechts twee dagen voorafgaand aan de verificatievergadering tot verweerder had gewend, had verweerder slechts korte tijd beschikbaar voor de beantwoording van ingewikkelde rechtsvragen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van het hof, in aanmerking genomen de zeer beperkte tijd, naar behoren verdiept in de zaak en het belang van klager. Dit blijkt ook wel uit de onder 4.14 bedoelde notitie waaruit blijkt dat verweerder de verschillende mogelijkheden – aanvechten, akkoord gaan, onderhandelen – met klager heeft besproken en de goede en kwade kansen heeft uiteengezet. Dat uiteindelijk in overleg met klager is besloten geen beroep in te stellen tegen de beslissing van de rechter-commissaris tot goedkeuring van de vaststellingsovereenkomst tussen de curator en de erfgenamen, acht het hof, gelet op de consequenties, plausibel en daarmee ook aannemelijk. Achteraf ware het beter geweest indien verweerder die keuze en de totstandkoming ervan in een brief had vastgelegd in plaats van summierlijk in een handgeschreven notitie, doch gelet op de korte tijd die er was voor hoger beroep (5 dagen) en het werk dat verweerder nog voor de voortzetting van de verificatievergadering diende te verrichten, acht het hof het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder schriftelijke vastlegging van de keuze heeft nagelaten. Evenals de raad acht ook het hof het van belang dat klager heeft gewacht met het klagen over deze kwestie tot 31 mei 2014 in zijn repliek aan de deken. Indien klager het werkelijk niet eens was geweest met het advies van verweerder, had het voor de hand gelegen dat hij dat veel eerder aan verweerder had gemeld, terwijl daarvan niet is gebleken.