Naar boven ↑

Rechtspraak

Geheimhoudingsplicht belastingadvocaat jegens toezichthouder BFT

De raad heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Klager voert hiertegen als algemene bezwaren aan dat deze beslissing de wettelijke taak van klager als toezichthouder alsmede de reikwijdte van de bevoegdheden van de toezichthouder miskent en dat de raad blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting omtrent de werking van het verschoningsrecht van de advocaat, omdat een behoorlijk toezicht daarmee onmogelijk wordt gemaakt. Deze grief faalt reeds omdat deze aan de taakuitoefening van klager ontleende bezwaren inherent zijn aan het bestaan van de geheimhoudingsplicht en het daaraan te ontlenen verschoningrecht van verweerder, zoals erkend in artikel 5:20 lid 2 Awb. De noodzaak om de naleving van de Wid en de Wet Mot door de advocatuur te kunnen controleren is niet een zo’n zwaarwegend vereiste van algemeen belang dat reeds daarvoor, zonder uitdrukkelijke wettelijke grondslag, die ontbreekt, het beroepsgeheim kan worden beperkt in zo ingrijpende zin als door het klager bepleit (…). Naar het oordeel van het hof kan verweerder zich met recht op het standpunt stellen dat de door het klager verlangde gegevens (als weergegeven in rov. 4.1) grotendeels onder het bereik van zijn geheimhoudingsverplichting jegens de cliënt vallen. Vrijwel alle gegevens die verlangd worden zijn terug te voeren op individuele, met name te noemen cliënten en hun financiële toestand, die verweerder en zijn kantoorgenoten in hun hoedanigheid van advocaat zijn toevertrouwd. De geheimhoudingsplicht van verweerder brengt mee dat hij zelfs voor derden verborgen dient te houden dat de cliënt hem heeft geraadpleegd en dat hij alleen gegevens aan derden, zoals aan de belastingdienst bij toepassing van de inkeerregeling, kan verschaffen met uitdrukkelijke consent van de cliënt. Het hof gaat ervan uit dat van instemming van de cliënt met het verschaffen van dossierinzage aan het klager geen sprake is. Verweerder kan zich, naar het oordeel van het hof, terecht beroepen op artikel 5:20 lid 2 Awb, zodat de grief faalt (…). De geheimhoudingsverplichting van klager is een zelfstandige verplichting die (anders dan geldt voor de geheimhoudingsplicht van de deken) niet is afgeleid en dan ook los staat van de geheimhoudingsverplichting van de advocaat. Het bestaan van een geheimhoudingsverplichting van klager levert dan ook geen grond op voor doorbreking van de geheimhoudingsplicht van de advocaat.

(HvD 11 september 2009, 53625363 en 5364)