Rechtspraak
Klagers stellen de kwaliteit van de dienstverlening van hun eigen advocaat aan de orde en zijn van mening dat sprake is van een tekortkoming. Zowel de civiele rechter als de tuchtrechter kunnen het handelen van een beroepsbeoefenaar beoordelen, hetgeen zij ieder aan de hand van een eigen maatstaf doen. In het tuchtrecht staat het algemeen belang voorop dat de maatschappij heeft bij de handhaving van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de advocatuur. In het kader van het tuchtrecht dient de raad de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang te toetsen maar bij zijn beoordeling rekening te houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. Die keuzes zijn niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. De klachten zijn niet komen vast te staan en zijn derhalve ongegrond.