Naar boven ↑

Rechtspraak

Ten onrechte heeft de raad de e-mail van 27 april 2013 voor de ontvankelijkheidstoets als uitgangspunt genomen. Dit moet zijn de mail van 23 maart 2012, zijnde het moment dat klager zijn voorstel aan Van B en niet aan verweerster heeft gedaan. De klachtonderdelen die in hoger beroep aan het oordeel van het hof zijn onderworpen zien enkel op de aspecten dat verweerster onduidelijke declaratieafspraken heeft gemaakt, de inzet en reikwijdte van de hulppersoon Van B niet is vastgelegd en de juridische dienstverlening niet helder is afgerond. Ten aanzien van al die aspecten geldt dat klager hiermee uiterlijk 23 maart 2012 bekend was. Door eerst op 11 november 2015 een klacht in te dienen bij de deken is de drie jaarstermijn als bedoeld in artikel 46a lid 1 aanhef en onder a van de Advocatenwet verstreken. Reeds daarom is de bestreden beslissing door het hof vernietigd en is klager alsnog in zijn klachtonderdelen a, h en j niet-ontvankelijk verklaard.